Richtlijn voor strafvordering Artikelen 30 en 34 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM)

Publicatiegegevens
Rechtskarakter:

Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 6 Wet RO

Van:

College van procureus-generaal

Aan: Hoofden van de OM-onderdelen
Registratienr.: 2025R001
Datum inwerkingtreding: 15-1-2025
Publicatie in Stcrt.: 2025, 1520
Vervallen: -
Relevante beleidsregels OM:

Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en ovetredingen (2024R001);
Instructie zaken Parket CVOM (2022I003);
Instructie inbeslagneming (2024I001)
Aanwijzing OM-strafbeschikking (2022A003)

Wetsbepalingen:

Artikel 74 Sr, artikel 257a en 257b Sv

1. Samenvatting

Deze richtlijn voor strafvordering bevat het strafbeschikkings- en strafvorderingsbeleid van het OM inzake art. 30 en 34 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) voor gekentekende voertuigen. Deze richtlijn geldt daarnaast voor onverzekerde aangewezen bromfietsen, welke overtreding nog wel feitgecodeerd kan worden afgedaan (feitcode A 934). Verder bevat deze richtlijn de recidiveregeling voor deze WAM feiten.

2. Achtergrond

Vanaf 1 januari 2025 zijn de feitcodes A 901 a t/m A 901 d, A 903 a t/m A 903 c, A 904, A 914 a t/m A 914 d, A 917 a t/m A 917 c en A 918 afgesloten. Hierdoor kunnen deze overtredingen niet langer feitgecodeerd worden afgegaan en is de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen niet langer van toepassing op deze feiten.

Voornoemde feitcodes zijn afgesloten omdat er een goed alternatief voorhanden is voor handhaving van de verzekeringsplicht. Immers voert de RDW de 100%- controle uit middels registervergelijking. De kentekenhouders van onverzekerde voertuigen worden periodiek via deze controle opgespoord en beboet.

Na het afsluiten van de WAM feitcodes kan door politie, in bijzondere gevallen, echter nog wel gehandhaafd worden op overtreding van de WAM door middel van het opmaken van een regulier proces-verbaal (tik-pv). Deze mogelijkheid wordt openhouden voor die gevallen waarin de politie van oordeel is dat een concrete bijzondere situatie daarvoor aanwezig is zoals situaties waarin de auto van de kentekenhouder bij een aanrijding is betrokken, de bestuurder zich vaker schuldig maakt aan onverzekerd rijden, er meerdere incidenten op naam van de bestuurder zijn geregistreerd of de situatie waarin het vermoeden bestaat dat sprake is van een kat-vang constructie.

De reguliere pv’s inzake WAM-zaken worden, conform de Instructie zaken parket CVOM, ingestuurd naar en beoordeeld door Parket CVOM. De WAM feitcodes die betrekking hebben op niet-gekentekende voertuigen blijven opengesteld.

NBfeitcode A 934 (aangewezen bromfietsen) blijft opengesteld. De aangewezen bromfiets kent een verzekeringsverplicht, maar is niet gekentekend en wordt om die reden niet meegenomen in de 100%- controle middels registervergelijking door de RDW. Hoewel deze overtreding feitgecodeerd kan worden afgedaan (feitcode A 934) is er, in het kader van de samenhang met de overige WAM overtredingen, voor gekozen om deze overtreding te schrappen uit de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen en op te nemen in deze richtlijn.

3. Op te leggen of te eisen sancties

De volgende straffen en maatregelen kunnen op grond van artikel 257a, tweede lid, Sv door de officier van justitie worden opgelegd:

- een taakstraf van ten hoogste 180 uren;

- een geldboete;

- onttrekking aan het verkeer;

- een schadevergoedingsmaatregel;

- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden.

Daarnaast kunnen op grond van artikel 257a, derde lid, Sv aan de verdachte aanwijzingen worden gegeven die onder meer kunnen inhouden het doen van afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Nog niet alle sanctiemodaliteiten zijn in de praktijk onder de strafbeschikking gebracht. Voor de laatste stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de sanctiemodaliteiten wordt verwezen naar de Aanwijzing OM-strafbeschikking.

Indien in deze richtlijn bij de recidiveregeling in de tabel een bepaalde gradatie van een feit “OM-strafbeschikking of eis ter zitting“ wordt genoemd, geldt als uitgangspunt dat een strafbeschikking wordt uitgevaardigd. Dagvaarden dient uitsluitend in die gevallen plaats te vinden waarin gelet op de voorgenomen eis het opleggen van een strafbeschikking niet mogelijk is. [1] Dagvaarden is ook aan de orde in die gevallen waarin sprake is van één of meer in de bijlage bij de Aanwijzing OM-strafbeschikking gestelde contra-indicaties. Bij dagvaarden vormt steeds de in deze of andere strafvorderingsrichtlijn(en) genoemde sanctie het uitgangspunt voor de eis ter zitting.

3.1. Afwijking van de in deze richtlijn aangegeven sancties

De officier van justitie mag, binnen de wettelijke strafmaxima, afwijken van de hoogte van de sanctie van de OM-strafbeschikking en/of eis ter zitting. Dat kan zowel naar beneden als naar boven, al naar gelang de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

De officier van justitie kan een verdachte direct dagvaarden indien er twee of meer openstaande zaken op naam van verdachte staan geregistreerd waarin een strafbeschikking kan worden opgelegd en/of verdachte twee of meer niet onherroepelijke strafbeschikkingen op zijn naam heeft staan. Uitgangspunt in die gevallen is dat voor een nieuw feit geen politie- of OM-strafbeschikking wordt opgelegd.

NB In zaken waarin een strafbeschikking is uitgevaardigd doch waartegen verdachte verzet heeft ingesteld, is de officier van justitie bij zijn eis op zitting niet gebonden aan de geldboete die bij de initiële strafbeschikking is opgelegd. De officier kan bijvoorbeeld een taakstraf opleggen wanneer verdachte aanvoert niet in staat te zijn om een geldboete te voldoen. Wanneer verdachte geen grieven formuleert in het verzetschrift en dat ook op zitting niet doet, kan dat aanleiding zijn een hogere straf te vorderen. Verder geldt dat in het geval al een gedeeltelijke betaling heeft plaatsgevonden deze in de uitvoering door het CJIB in mindering wordt gebracht bij de executie van de door de rechter opgelegde straf. De officier dient het reeds voldane bedrag dus niet te verdisconteren in de eis.

3.2 Minderjarigen

Aan een minderjarige die wordt verdacht van overtreding van art. 30 of 34 WAM kan in beginsel een strafbeschikking worden uitgevaardigd.

Parallel aan hetgeen in de Wahv is vastgelegd, geldt dat ten aanzien van minderjarigen van 12 tot 16 jaar dat het boetebedrag de helft is van dat van meerderjarigen. Voor minderjarigen van 16 tot 18 jaar geldt een afwijkend boetebedrag bij de eerste overtreding. Dit bedrag bedraagt ¾ van het boetebedrag voor meerderjarigen.

3.3 Cumulatie van overtredingen

Bij cumulatie van overtredingen in één dossier of bij gezamenlijke behandeling van meerdere zaken verdient het aanbeveling bij de vaststelling van de sancties rekening te houden met de draagkracht van de verdachte.

4. Inbeslagneming

Ook indien sprake is van beslag kan in de in deze richtlijn beschreven gevallen een OM-strafbeschikking worden uitgevaardigd.

5. Recidiveregeling voorovertreding WAM

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening [2] van de vorige strafrechtelijke overtreding van artikel 30 en/of artikel 34 WAM. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

5.1 Recidiveregeling overtredingen artikelen 30 en 34 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM)

De recidiveregeling t.a.v. de overtredingen van artikel 30 WAM en artikel 34 WAM luidt als volgt:

Recidiveregeling artikelen 30 (uitgezonderd lid 2) en 34 WAM

Motorrijtuigen ex. bromfiets

Art. 30 lid 1, art. 30 lid 4, art 34 lid 3

Bromfietsen (incl. aangewezen bromfietsen, feitcode A 934) Art. 30 lid 1, art. 30 lid 4, art. 34 lid 3.

Eerste overtreding

Meerderjarigen

OM-strafbeschikking:

€ 700

OM-strafbeschikking:

€ 500

Eerste overtredingMinderjarigen van16 tot 18 jaar

Minderjarige OM-strafbeschikking:

€ 525

Minderjarige OM-strafbeschikking:

€ 375

Eerste overtredingMinderjarigen van 12 tot 16 jaar

Minderjarige OM-strafbeschikking:

€ 350

Minderjarige OM-strafbeschikking:

€ 250

Tweede overtreding

Meerderjarigen

OM-strafbeschikking of eis ter zitting: geldboete € 800,- en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

OM-strafbeschikking of eis ter zitting: geldboete € 600,- en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Tweede overtreding

Minderjarigen van 16 tot 18 jaar

Eis ter zitting geldboete € 575 en 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Eis ter zitting geldboete € 425 en 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Tweede overtreding

Minderjarigen van 12 tot 16 jaar

Eis ter zitting geldboete € 380,- en 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Eis ter zitting geldboete € 260,- en 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Derde overtreding

Meerderjarigen

Eis ter zitting: 2 weken hechtenis onvoorwaardelijk [3] en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk; eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

Eis ter zitting: 10 dagen hechtenis onvoorwaardelijk en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk; eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

Derde overtreding

Minderjarigen van 12 tot 18 jaar

Eis ter zitting: Taakstraf (werkstraf) 24 uur en4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk;

eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

Eis ter zitting: Taakstraf (werkstraf) 20 uur en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk;

eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

[1] Bijvoorbeeld in geval van een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) van meer dan 6 maanden (artikel 257c Sv).

[2] Afdoening houdt in: een onherroepelijke strafbeschikking of een onherroepelijk vonnis.

[3] Hechtenis kan in geval van een overtreding door een minderjarige als hoofdstraf niet worden geëist; dit volgt uit art. 77h lid 1 onder b WvSr.