Opnieuw voorwaardelijke celstraf geëist voor hulp bij zelfdoding
De advocaat-generaal (OM) in Den Bosch heeft vandaag opnieuw een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist tegen een inmiddels 76-jarige man uit Bennekom. Hij wordt er van verdacht dat hij in 2008 zijn moeder heeft geholpen bij haar zelfdoding.
De Hoge Raad oordeelde eerder dit jaar dat het overmachtsverweer, de situatie waarin iemand die geen arts in noodtoestand mag helpen bij zelfdoding, slechts bij hoge uitzondering kan worden aanvaard en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
De 99-jarige moeder van verdachte overleed in de nacht van 7 op 8 juni 2008 in Ermelo. Ze had een duidelijke doodswens. In een documentaire die op 8 februari 2010 werd uitgezonden door het tv-programma Netwerk, maakte de verdachte publiekelijk bekend dat hij zijn moeder geholpen heeft bij haar zelfdoding. Vòòr die uitzending waren er geen indicaties van een onnatuurlijk overlijden.
Centraal in deze zaak staat de vraag, die net als in alle andere strafzaken moet worden beantwoord, of verdachte met zijn hulp bij het overlijden van zijn moeder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en of zich dat uiteindelijk zou moeten vertalen in een straf. Daarbij is de bestaande wetgeving leidend.
Hulp bij zelfdoding kan alleen straffeloos als deze hulp is gegeven door een arts. Verdachte is geen arts en kan daarom geen beroep doen op de strafuitsluitingsgrond van de euthanasiewetgeving. Daarin staat opgesomd aan welke zorgvuldigheidseisen een arts moet voldoen om straffeloos hulp bij zelfdoding te plegen. De wetgever heeft er bewust voor gekozen hulp bij zelfdoding voor te behouden aan een arts. De kans bestaat dat de blik van persoonlijk betrokken familieleden vertroebeld is of dat de hulp bij zelfdoding op niet medisch verantwoorde wijze wordt gegeven.
Ook was bij verdachte geen sprake van een situatie waarin hij niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Hij kan zich dan ook niet, zo vindt het OM, beroepen op een noodtoestand of psychische overmacht. De verdachte heeft de euthanasiewens van zijn moeder niet nogmaals onder de aandacht gebracht van een arts. Door dit niet te doen, maar in dit stadium al over te gaan tot hulp bij zelfdoding, is zijn handelen niet te rechtvaardigen. Het OM vindt dan ook dat verdachte zich in strafrechtelijke zin schuldig heeft gemaakt aan hulp bij zelfdoding.
Ondanks dat er bij het OM geen twijfel bestaat over de integriteit van de motieven van verdachte, is dat wat hij gedaan heeft strafbaar en strafwaardig. “De principes van de wet zijn leidend en niet persoonlijk begrip. Hoe invoelbaar de positie van verdachte ook moge zijn, het neemt niet weg dat de keuzes die hij heeft gemaakt in dit proces voorbarig zijn geweest, gestoeld op aannames en met alle risico’s van dien.” Niet alleen is de keuze voor deze manier van sterven te snel gebeurd maar ook zodanig onzorgvuldig en gevaarlijk dat een straf wel degelijk in de rede ligt. Vanuit een oogpunt van speciale preventie is straf gerechtvaardigd maar vooral ook de generale preventie vraagt om een straf. Wij mogen niet uit het oog verliezen dat het hier gaat om het hoogste rechtsgoed dat wij kennen: de bescherming van het leven. Het moet duidelijk zijn en blijven dat het ontnemen van dit leven aan iemand exclusief is voorbehouden aan artsen en in de wet is gereguleerd op de meest zorgvuldige en transparante wijze die wij op dit moment kennen. Niet-deskundige personen, zoals verdachte, moeten daarvan doordrongen blijven.”