“Illegaal en milieu verontreinigd afval als inkomstenbron”

Vandaag staan drie verdachten, één natuurlijk persoon en twee rechtspersonen, terecht voor de rechtbank Rotterdam vanwege de verdenking van het overtreden van de EVOA (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen) omdat zij ervan verdacht worden een sloopschip illegaal te hebben overgebracht naar Turkije.

Openbaar Ministerie treedt op tegen dumpen van afval

Aanleiding van dit strafrechtelijk onderzoek is het verzoek tot overdracht van rechtsvervolging van het Openbaar Ministerie in Duitsland. Het Openbaar Ministerie treedt op waar mogelijk om tegen te gaan dat afval wordt gedumpt in landen met een kwetsbare verwerkings- en toezichtcultuur.

Milieucriminaliteit

Sloopschepen vormen één van de grootste stromen gevaarlijk afval vanuit industrielanden. De meeste schepen bevatten namelijk grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Dat in de praktijk vele schepen toch in strijd met de EVOA worden ontmanteld op de stranden van Turkije, India, Bangladesh en Pakistan komt doordat economische belangen prevaleren. De veel lagere arbeidskosten, de minder strenge milieu- en gezondheidsvoorschriften en de inkomsten uit recycling van staal verklaren waarom exploitanten in Turkije en Zuid-Azië eigenaars voor hun schepen een veel hogere prijs kunnen bieden dan hun potentiële concurrenten in andere landen. “De handelswijze van verdachten laten zien dat er louter en alleen financiële drijfveren meespeelden. Door verdachten is geen enkele inspanning gepleegd zich op een juiste en voor mens en milieu verantwoorde wijze te ontdoen van dit schip, in elk geval is van een dergelijke inspanning uit het onderzoek niet gebleken. Zij hebben zich niet gebogen over de manier waarop zij zich het beste en op een legale wijze van de schepen konden ontdoen.”, aldus de officier van justitie.

Strafeis

Het OM eist tegen elk van de rechtspersonen een geldboete van €100.000,-- en tegen de natuurlijke persoon een werkstraf van 240 uren en 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank Rotterdam doet op 16 november 2021 uitspraak.