Instructie auditieve en audiovisuele registratie van verhoren van aangevers, slachtoffers, getuigen en verdachten (2024I007)
Van: | College van procureurs-generaal |
---|---|
Aan: | hoofden van de OM-onderdelen, korpschef van de politie, Hoofden van de Bijzondere Opsporingsdiensten, Commandant van de koninklijkeMarechaussee |
Registratienr.: | 2024I007 |
Datum inwerkingtreding: | 01-07-2024 |
Vervallen: |
Instructie auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, slachtoffers, getuigen en verdachten (2021I001) |
Relevante beleidsregels OM: | Aanwijzing seksuele misdrijven (2024A005); Aanwijzing mensenhandel (2022A002); Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling (2022A001); Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (2018A003); Aanwijzing Wet politiegegevens en de rol van de officier van justitie (2018A004); Aanwijzing slachtoffers in het strafproces (2024A001) |
SAMENVATTING
Deze instructie bevat regels voor het auditief respectievelijk audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, slachtoffers, getuigen en verdachten.
1. Inleiding
Auditieve en audiovisuele registratie zijn in de eerste plaats hulpmiddelen ten behoeve van de toetsbaarheid van verhoren. Wanneer een verhoor auditief of audiovisueel is opgenomen, dan kan in een latere fase van het strafproces worden nagegaan wat er tijdens een verhoor precies is gezegd en gebeurd. Uit een registratie kan een goed beeld naar voren komen van de wijze waarop het verhoor heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld van de gebruikte verhoormethodieken of de intonatie van de vragen. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het verhoor, de kwaliteit van volgende verhoren, de kwaliteit van het onderzoek en – in het verlengde daarvan – aan een juiste en volledige informatie-uitwisseling. Daarnaast is registratie een belangrijk hulpmiddel met het oog op het voorkomen van secundaire victimisatie. Het is in het belang van slachtoffers (en niet zelden ook van aangevers en getuigen) dat het aantal ondervragingen beperkt blijft en dat wordt vermeden dat ondervragingen herhaald worden. De registratie van een verhoor kan dat doel dienen.
Ten opzichte van een auditieve registratie geeft een audiovisuele registratie meer inzicht in de omstandigheden waaronder een verhoor heeft plaatsgevonden. Nuanceringen tijdens een verhoor (gelaatsuitdrukkingen, getoonde emoties, bewegingen van de verhoorde persoon e.d.) worden door audiovisuele registratie waarneembaar, waardoor de informatie over de inhoud en omstandigheden van het verhoor vollediger, kwalitatiever en toegankelijker wordt. Deze meerwaarde ten opzichte van auditieve registratie speelt onder meer bij het verhoor van kwetsbare aangevers, slachtoffers, getuigen en verdachten.
Kwetsbaarheid in een verhoorsituatie
Minderjarigen gelden per definitie als kennelijk kwetsbaar in een verhoorsituatie. Bij meerderjarigen beoordeelt de hulpofficier van justitie of sprake is van kennelijke kwetsbaarheid in een verhoorsituatie.
Signalen die kunnen duiden op kennelijke kwetsbaarheid in een verhoorsituatie (niet-limitatief):
- iemand is wegens beperkte intellectuele vermogens of beperkte sociaal-emotionele volwassenheid minder of niet in staat zelfstandig overeind te blijven in uiteenlopende situaties in het dagelijks leven, bijvoorbeeld iemand woont begeleid wegens een lichte verstandelijke beperking (LVB);
- iemand heeft moeite vragen te begrijpen, herinneringen terug te vinden, de situatie te overzien of de context te begrijpen; deze en andere beperkingen in de cognitieve vaardigheden (waarneming, geheugen, denken, taal (zowel begrijpen als spreken), aandacht, concentratie en executieve functies (zoals impulscontrole)) kunnen het gevolg zijn van een ziekte (bijvoorbeeld Parkinson of Alzheimer) of van opgelopen hersenschade (bijvoorbeeld door een hersenbloeding);
- iemands denken, voelen en/of gedrag is ten gevolge van een psychische stoornis dusdanig ontregeld dat dit de betrokkene ernstig beperkt in zijn functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of andere belangrijke terreinen van zijn of haar leven. Deze beperking in functioneren wordt niet altijd door de te verhoren persoon ervaren, maar kan ook door diens omgeving zijn gesignaleerd.
Kennelijke kwetsbaarheid in een verhoorsituatie kan derhalve blijken uit voorinformatie of tijdens contact met de betrokkene. Het is aan de hulpofficier van justitie om dit te toetsen. In gevallen waarin twijfel bestaat over deze kwetsbaarheid moet ervan worden uitgegaan dat betrokkene kennelijk kwetsbaar is in een verhoorsituatie.
2. AUDITIEVE REGISTRATIE
In alle onderzoeken naar overtredingen en misdrijven staat het vrij om verhoren auditief te registreren.
Verplichte auditieve registratie
Auditieve registratie van alle verhoren van aangevers, slachtoffers, getuigen en verdachten is verplicht bij overtredingen of misdrijven in het geval dat:
- er een dodelijk slachtoffer is gevallen;
- sprake is van een feit met een strafbedreiging van twaalf jaar of meer, dat strafbaar is gesteld in het Wetboek van (Militair) Strafrecht;
- de strafbedreiging minder dan twaalf jaar bedraagt en er sprake is van evident zwaar lichamelijk letsel;
- het gaat om een seksueel misdrijf respectievelijk een zedendelict met een strafbedreiging van zes jaar of meer of seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie;
- het gaat om een geweldsdelict met een strafbedreiging van acht jaar of meer.
Bij dringende noodzaak kan de auditieve registratie achterwege blijven in afstemming met de officier van justitie, bijvoorbeeld omdat terstond na het gepleegde delict een verhoor moet plaatsvinden. In geval het gaat om een verdenking van aanranding, en het verhoor dient direct ter plekke plaats te vinden, is afstemming met de officier van justitie niet noodzakelijk en kan volstaan worden met de toelichting hiervan in het proces-verbaal.
De verplichting tot auditieve registratie geldt niet voor verhoren in het kader van de vaststelling van de identiteit, het verhoor bij voorgeleiding door de hulpofficier van justitie en het verhoor bij de inverzekeringstelling door de hulpofficier van justitie.
3. AUDIOVISUELE REGISTRATIE
Een audiovisuele registratie geeft meer inzicht in de omstandigheden waaronder een verhoor heeft plaatsgevonden dan een auditieve registratie. Op een audiovisuele registratie is de non-verbale communicatie zichtbaar, waardoor de informatie over het verhoor (inhoud en omstandigheden) vollediger, kwalitatiever en toegankelijker wordt. Deze meerwaarde ten opzichte van auditieve registratie speelt een rol bij kapitale delicten die een grote maatschappelijke impact hebben en waarbij geen ondubbelzinnig daderschap kan worden vastgesteld en bij het verhoor van (kennelijk) kwetsbare personen en minderjarigen.
Verplichte audiovisuele registratie
Opsporingsonderzoeken van de Teams Grootschalige Opsporing zijn gericht op het onderzoeken van het opzettelijk plegen van ernstige delicten, waarbij veelal sprake is van (een) dodelijke slachtoffer(s).
Het uitgangspunt is dat alle verhoren van alle verdachten in het kader van een TGO-onderzoek audiovisueel worden opgenomen. Bij dringende noodzaak kan de audiovisuele registratie achterwege blijven in afstemming met de officier van justitie, bijvoorbeeld omdat terstond na het gepleegde delict een verhoor moet plaatsvinden.
Daarnaast is de audiovisuele registratie verplicht:
a. van alle verhoren van aangevers, slachtoffers, getuigen en verdachten
o waarin de verhoorder tijdens de uitvoering van het verhoor wordt ondersteund door een gedragsdeskundige,
o waarbij auditieve registratie verplicht is én de persoon die verhoord wordt (kennelijk) kwetsbaar is in de hiervoor geschetste zin;
b. wanneer een aangever, slachtoffer of een getuige wordt gehoord door een gedragsdeskundige.
De verplichting tot audiovisuele registratie geldt niet voor verhoren in het kader van de vaststelling van de identiteit, het verhoor bij voorgeleiding door de hulpofficier van justitie en het verhoor bij de inverzekeringstelling door de hulpofficier van justitie.
4. UITVOERING
Opslag en bewaartermijnen
De opsporingsinstantie is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid, capaciteit, organisatie en integriteit van de technische infrastructuur en voor een deugdelijke opslag en administratie van de registraties. Voor de auditieve of audiovisuele registratie mag gebruik gemaakt worden van analoge of digitale voorzieningen. De registraties moeten op een beveiligde plaats zijn opgeslagen en dusdanig beveiligd zijn dat zij niet gewijzigd kunnen worden. Voor digitale registraties betekent dit dat er een hashwaarde moet worden berekend. Deze hashwaarde moet worden vastgelegd in een bewijsrecord dat beveiligd op een beveiligde plaats wordt opgeslagen.
Voor beeld- en geluidopnamen die zich bij een opsporingsinstantie bevinden gelden de bewaartermijnen van de Wet politiegegevens (Wpg). Ingeval het opsporingsonderzoek tot vervolging heeft geleid, betekent dit dat beeld- en geluidopnamen een half jaar nadat onherroepelijk over de strafzaak is beslist worden verwijderd (art. 9 lid 4 Wpg) en vervolgens na vijf jaar vernietigd (art. 14 lid 1 Wpg). In andere gevallen blijven de registraties bewaard totdat de verjaringstermijn van het desbetreffende delict is verstreken, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke op een eerder moment – in afstemming met de behandelend officier van justitie – concludeert dat de registraties niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van het onderzoek. De bepalingen van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) zijn van toepassing op beeld- en geluidsregistraties die door het OM in een strafdossier zijn verwerkt.
Kennisneming en verstrekking
De verdediging heeft recht op kennisneming van de processtukken. Auditieve en audiovisuele registraties horen daar in beginsel niet toe. Beginselen van een behoorlijke procesorde brengen echter met zich dat aan de verdediging de kennisneming van auditief en/of audiovisueel geregistreerd verhoor niet mag worden onthouden. In dit verband kan de verdediging de officier van justitie verzoeken om kennisneming van ‘niet-processtukken’, waaronder auditieve en audiovisuele registraties, ter onderbouwing van een verzoek om voeging van deze stukken bij de processtukken (art. 34 Sv). De officier van justitie kan een dergelijk verzoek weigeren wanneer de kennisneming onverenigbaar is met één van de in art. 187d lid 1 Sv vermelde belangen. Bijvoorbeeld bij kennisneming door een voorlopig gehechte vindt verstrekking plaats met een bruikleenovereenkomst.
Het slachtoffer kan de officier van justitie verzoeken om kennisneming van processtukken die voor hem of haar van belang zijn (art. 51b Sv). Het slachtoffer heeft geen recht op kennisneming van ‘niet-processtukken’ zoals auditieve en audiovisuele registraties. Wel kan het slachtoffer de officier van justitie verzoeken om deze bij de processtukken te voegen. De officier van justitie kan het slachtoffer de kennisneming en de voeging van auditief en/of audiovisueel geregistreerd verhoor weigeren als het geen processtukken betreft dan wel als kennisneming onverenigbaar is met een van de in art. 187d lid 1 Sv vermelde belangen.
Voor de weigering om kennisneming aan het slachtoffer toe te staan, heeft de officier van justitie een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris nodig (art. 34 lid 4 respectievelijk 51b lid 4 Sv).
Uitsluitend in het geval een auditieve of audiovisuele registratie als ‘processtuk’ is aangemerkt door de officier van justitie of rechter-commissaris en er – kort gezegd – geen zwaarwegend belang is om de verstrekking van afschriften te beperken (art. 32 lid 2 Sv), kan het OM besluiten een afschrift van de registratie te verstrekken naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de verdediging of het slachtoffer.
Uitgangspunten
Voor auditief en audiovisueel registreren gelden in ieder geval de volgende uitgangspunten:
- in alle gevallen dat een verhoor in beeld en/of geluid wordt vastgelegd, wordt dit aan het begin van het verhoor medegedeeld aan degene die wordt verhoord;
- indien in een andere ruimte wordt meegeluisterd en/of meegekeken door andere opsporingsambtenaren en/of derden (bijvoorbeeld gedragsdeskundigen) wordt dit aan het begin van het verhoor medegedeeld aan degene die wordt verhoord;
- bij de start van het verhoor wordt mededeling gedaan van datum en tijdstip en worden de namen van de aanwezigen genoemd;
- de registratie vangt aan voordat de actoren de ruimte hebben betreden waarin het verhoor plaatsvindt, en wordt beëindigd nadat zij deze ruimte hebben verlaten; dit betekent dat de degene die het verhoor start als eerste de verhoorruimte betreedt en dat de anderen pas binnenkomen nadat deze de opnameapparatuur heeft gestart;
- wanneer eenmaal is besloten om het verhoor van een aangever, slachtoffer, getuige of verdachte auditief of audiovisueel te registreren, worden alle verhoren van deze betrokkene in het desbetreffende onderzoek op de eenmaal gekozen wijze geregistreerd;
- van elk geregistreerd verhoor wordt conform art. 152 Sv een proces-verbaal opgemaakt in de vorm van een samenvatting. Hierbij worden de belangrijke passages [1] zo veel mogelijk in de woorden van de verhoorde persoon weergegeven waarbij ook de vraagstelling van de verhoorder(s) telkens zo letterlijk mogelijk wordt weergegeven. In dit proces-verbaal wordt ook de gevolgde werkwijze beschreven.
Bij audiovisuele registratie geldt voorts dat alle actoren die in de verhoorkamer aanwezig zijn op de registratie waarneembaar zijn. [2]
Een verhoor van een minderjarige jonger dan twaalf jaar wordt afgenomen in een kindvriendelijke studio.
Bij het verhoor van een slachtoffer gelden tevens de regels met betrekking tot het onderkennen van specifieke beschermingsbehoeften van slachtoffers als bedoeld in art. 51aa Sv jo. art. 10 van het Besluit slachtoffers van strafbare feiten.
OVERGANGSRECHT
De beleidsregels in deze instructie hebben onmiddellijke gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.
[1] De citaten uit het verhoor worden zoveel mogelijk voorzien van de vindplaats (bijvoorbeeld minuten en seconden in het verhoor).
[2] Dit laat onverlet dat de opsporingsinstantie als verwerkingsverantwoordelijke kan besluiten om bij afschriftverstrekking van audiovisuele registraties het aangezicht van de verhorende verbalisanten onherkenbaar te maken in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.