Strafbeschikking voor demonstratie Pegida in Enschede
Het Openbaar Ministerie (OM) Oost-Nederland heeft een strafbeschikking uitgevaardigd, waarbij aan een voorman van Pegida een geldboete is opgelegd van € 750,- wegens het houden van een demonstratie in Enschede zonder het gemeentebestuur daarvan tijdig op de hoogte te stellen. Op de plaats waar een nieuwe moskee gebouwd gaat worden in Enschede, is op zondag 12 november 2017 actie gevoerd door Pegida. Het OM heeft onderzocht of bij deze actie strafbare feiten zijn gepleegd.
Een demonstratie moet tijdig worden gemeld. Dat is niet gebeurd en de Pegida-voorman is daar al eerder voor gewaarschuwd. De officier van justitie heeft hem daarom een strafbeschikking opgelegd. De voorman kan hiertegen bezwaar maken door verzet in te stellen bij het OM.
Het OM heeft gekeken of er sprake is van groepsbelediging. Van groepsbelediging (artikel 137 c wetboek van strafrecht) is sprake als de belediging is gericht tegen een groep mensen wegens hun geloof. Dit moet in het openbaar, door middel van geschrift of een afbeelding, zijn gebeurd. Het OM constateert dat de uitlatingen tijdens de actie waren gericht tegen de bouw van de moskee en tegen de islam als geloof. Het voert te ver om te concluderen dat deze uitspraken ook tegen moslims als groep waren gericht. Op deze grond is het OM van mening dat deze uitlatingen niet strafbaar zijn op grond van artikel 137c.
Het OM heeft ook gekeken of er sprake was van belediging in andere zin dan groepsbelediging. De actievoerders beweerden dat zij varkensbloed hebben gesprenkeld op de grond waar de moskee gebouwd wordt. Er is niet vast komen te staan dat dit ook daadwerkelijk varkensbloed was. Om tot een bewezenverklaring van belediging te komen, moeten de uitlatingen of feitelijkheden onnodig grievend zijn ten aanzien van een persoon. Ook hier is het OM van oordeel dat de handelingen gericht waren tegen de bouw van de moskee en niet tegen de gelovigen. Ook de context waarbinnen de mogelijk beledigende uitlatingen of handelingen zijn gedaan, speelt een rol bij de beoordeling van de strafbaarheid. Tijdens een demonstratie – ook al was in dit geval geen toestemming verleend – is er meer ruimte voor uitingen, als hiermee een bijdrage wordt geleverd aan het maatschappelijk debat. Het OM vindt op grond van het voorgaande dat er ook geen sprake is van strafbare belediging.
Tenslotte is nog gekeken of er sprake zou zijn van aanzetten tot haat, discriminatie of geweld. Van aanzetten tot haat is geen sprake omdat de demonstranten zich niet richtten op de emotie van mensen, maar op de bouwgrond voor de moskee. Nu van discriminatie geen sprake is (zie hierboven), kan aanzetten tot discriminatie ook niet bewezen worden. Voor het strafbare feit aanzetten tot geweld, is vooral gekeken naar de uitlating : “Eigenlijk zou elke Enschedenaar een litertje bloed moeten gaan gooien op dit veld”. Hier is geen sprake van aanzetten tot geweld jegens personen.
Kruizen op bouwterrein
Op zaterdag 12 maart 2018 zijn er kruizen door leden van de anti-islam beweging Pegida geplaatst op het bouwterrein van de nieuwe moskee in Enschede. Daarbij zijn uitlatingen gedaan door Pegida-aanhangers. Het OM heeft deze uitingen beoordeeld als zijnde niet strafbaar. De uitingen kunnen als schokkend worden ervaren, maar er is ook hier geen sprake geweest van (groeps)belediging of discriminatie. Er is niets gezegd over de aanhangers van de islam, alleen over de islam zelf en dat is niet strafbaar.