Discriminatie is een uiting van onverdraagzaamheid tegenover mensen en groepen vanwege persoonskenmerken. Omdat iedereen gevrijwaard moet blijven van discriminatoire uitlatingen en handelingen, zijn in het Wetboek van Strafrechtzijn de grondvormen van discriminatie strafbaar gesteld. Het gaat dan om het in het openbaar beledigen, het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld en het bij de uitoefening van ambt, beroep of bedrijf discrimineren van personen wegens ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap. Het OM is belast met de aanpak van strafbare discriminatie. Daarbij geeft de Aanwijzing discriminatie het OM een kader voor de opsporing en vervolging van strafbare discriminatie.
Het uitgangspunt hierbij is dat in iedere zaak moet worden bekeken of de inzet van het strafrecht de beste oplossing biedt; het strafrecht moet in discriminatiezaken worden beschouwd als een ultimum remedium, het laatste redmiddel. Als blijkt dat in een zaak andere dan strafrechtelijke middelen passender zijn, zoals bemiddeling, dan kan strafrechtelijke inzet achterwege blijven. Het OM werkt daarom nauw samen met andere instanties. Zo wordt door alle parketten periodiek overleg gevoerd met de politie en antidiscriminatiebureaus, om discriminatie-incidenten op effectieve wijze gezamenlijk op te pakken en slachtoffers van discriminatie zo goed mogelijk te ondersteunen.
Vanwege het belang dat het OM hecht aan de aanpak van strafbare discriminatie, heeft het sinds 1998 een intern expertisecentrum. Het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) is ondergebracht bij het parket Amsterdam en geeft onder meer adviezen en beoordelingskaders aan discriminatieportefeuillehouders op de andere parketten in het land. De expertise van het LECD stelt het OM in staat om aan discriminatiezaken aandacht en prioriteit te gegeven, zodat deze zaken optimaal worden beoordeeld, behandeld en afgedaan. Daarmee wordt door het OM de boodschap uitgedragen dat discriminatie, op welke grond dan ook, niet wordt getolereerd.