Eis OM in hoger beroep: taakstraffen voor drie Haagse agenten vanwege meineed
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in hoger beroep een werkstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een voorwaardelijke ontzetting uit het ambt van politieambtenaar voor de duur van vijf jaar geëist tegen een 38-jarige politieman. Hij wordt verdacht van meineed en mishandeling. De aanklager in hoger beroep, de advocaat-generaal (AG), eist tegen twee andere agenten (37 en 42 jaar) werkstraffen van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk.
Meineed en mishandeling
Het OM vindt dat de agenten processen-verbaal hebben opgemaakt die niet stroken met de beelden die er zijn van een arrestatie. De AG tilt zwaar aan dit strafbaar feit: “Een van de pijlers van de rechtstaat is dat er een onvoorwaardelijk vertrouwen bestaat in de personen die zijn aangesteld om die rechtstaat in de praktijk te verwezenlijken. (…) Dat vertrouwen is hier geschaad.”
Naast meineed wordt de 38-jarige verdachte ook mishandeling tenlastegelegd. Hij heeft volgens de AG op het politiebureau met zijn voet op een bijtwond op het been van de arrestant gestaan, waardoor deze onnodig pijn lijdt. De rechtbank in Den Haag ziet het anders en spreekt de drie politiemannen op 27 september 2019 vrij. Daarnaast ontslaat het een van de drie agenten van alle rechtsvervolging. De rechtbank is van oordeel dat er bij de arrestatie sprake is geweest van een rechtmatige inzet van een politiehond. Daarmee is de AG het eens, maar niet met de vrijspraak voor de meineed en de mishandeling.
Geen teken van verzet
Op 21 januari 2018 krijgt de politie een melding dat er bij een ruzie in een bar in Den Haag mogelijk een vuurwapen in het spel is. De politie laat de klanten naar buiten komen. Dan gaat de 38-jarige agent als eerste naar binnen. De meldster wijst op een klant die nog in de zaak is en die het wapen zou hebben.
Deze agent schrijft in zijn proces-verbaal dat de klant niet naar hem luistert en niet wil meewerken. De man zou op hem zijn afgekomen en daarbij zijn hand naar zijn jaszak of een tasje hebben gebracht. Daarop heeft de agent hem met een schild omver geduwd.
Camera's in de bar geven een heel ander beeld. De klant houdt zijn handen hoog in de lucht en komt rustig op de agent af. Op geen enkel moment is te zijn dat hij mogelijk iets wil pakken. Er is geen teken van verzet.
Daarna komen de twee andere agenten binnen. Ook zij schrijven in hun processen-verbaal over de handen van de klant die richting een zak of tasje zouden gaan. Maar zij kunnen dit volgens de AG niet hebben gezien, omdat ze op dat moment nog buiten waren. “Ze hebben zich kennelijk gebaseerd op wat de eerste agent hen heeft verteld en dat is opgeschreven.”
Geen twijfel
De arrestant wordt meegenomen naar het politiebureau en wacht daar op de binnenplaats op een ambulance. Daar begint begin hij te vloeken en te tieren. De 38-jarige agent zet daar, volledig onnodig, zijn voet op de bijtwond. Twee collega's verklaren hierover. De AG ziet geen aanleiding om aan die verklaringen te twijfelen: “De beide collega’s zijn steeds consistent geweest in hun verklaringen en hebben ook uitdrukkelijk verklaard hoeveel moeite zij er mee hebben om dit te verklaren. (…) Ik kan mij onder deze omstandigheden dan ook geen getuigenverklaringen voorstellen die nog betrouwbaarder zouden kunnen zijn. Wetende welke consequenties dit voor hen kan hebben binnen de politieorganisatie, doordat zij door sommige collega’s hierom mogelijk met de nek aangekeken zullen worden.”
Bijl aan de wortels van integere rechtspraak
De AG vindt een werkstraf voor de drie agenten op zijn plaats. Hij vindt dat te allen tijde moet kunnen worden vertrouwd op een correct proces-verbaal van agenten “Zonder dit vertrouwen wordt het fundament weggeslagen onder de manier waarop het strafrechtelijk systeem werkt. Het opmaken van een meinedig proces-verbaal zet dan ook de bijl aan de wortels van een integere rechtspraak en druist in tegen de integriteit van de opsporing.”
Het gerechtshof in Den Haag doet over twee weken uitspraak.