OM tevreden met beslissing hof om Demmink niet verder te vervolgen

Het Openbaar Ministerie (OM) is tevreden met de beslissing van het gerechtshof in Arnhem van vandaag waarbij het hof het OM-verzoek af te zien van verdere vervolging van voormalig ambtenaar mr. J. Demmink bewilligt. Uit het, in opdracht van het hof, uitgevoerde onderzoek concludeert het hof, evenals het OM, dat er thans geen redelijk vermoeden meer bestaat dat Demmink zich heeft schuldig gemaakt aan de verkrachtingen waar  twee – destijds – minderjarige Turkse jongens aangifte van deden.

Strafrechtelijk onderzoek

Naar aanleiding van een beslissing van het gerechtshof in Arnhem in een art.12 Sv-procedure in januari 2014, begon het OM een maand later een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van Demmink bij de verkrachtingen midden jaren 90 van twee – destijds – minderjarige jongens in Turkije. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Rijksrecherche.

Op verzoek van het OM opende in 2014 ook de rechter-commissaris bij de rechtbank Den Haag een onderzoek. De rechter-commissaris heeft uitvoerig onderzoek gedaan onder meer door getuigen te horen en documenten te laten onderzoeken. Ook is Demmink door de rechter-commissaris verhoord.

Rechtshulpverzoeken aan Turkije

Aan Turkije zijn meerdere rechtshulpverzoeken gedaan, waaronder het horen van de door het Hof genoemde getuigen. Twee van deze getuigen zijn de aangevers. De rechter-commissaris en de officier van justitie zijn in 2014 en 2015 ook meerdere keren zelf naar Turkije geweest om de rechtshulpverzoeken toe te lichten. Alle inspanningen van de Nederlands autoriteiten ten spijt konden de onderzoekshandelingen in Turkije niet worden uitgevoerd. Turkije heeft aangegeven dat de Turkse wetgeving daaraan in de weg staat. Eén van de aangevers is wel eenmaal in Nederland gehoord door Nederlandse gecertificeerde zedenrechercheurs; hij heeft echter geen vervolgverklaring willen afleggen. De ander is niet gehoord; hij is nooit naar Nederland gekomen.

Conclusie

Naar het oordeel van het OM is al het mogelijke onderzoek diepgaand en uitputtend uitgevoerd. Er is minutieus onderzoek gedaan door de Rijksrecherche en door de rechter-commissaris. De uitkomst van deze onderzoeken kan tot geen andere conclusie leiden dan dat er thans geen redelijk vermoeden van schuld meer is voor Demminks betrokkenheid bij de beweerdelijke verkrachtingen van de twee jongens.

Een belangrijke bevinding uit het onderzoek ziet op het volgende. Tijdens het onderzoek zijn vele voorwerpen in beslag genomen waaronder agenda’s, bankafschriften en telefoonrekeningen. Ook is gebruik gemaakt van ambtelijke verslagen van vergaderingen in die jaren en zijn er getuigen gehoord.
Volgens de beide aangevers zou Demmink in de periode ’95, ’96, ’97 minstens vier bezoeken moeten hebben gebracht aan Turkije. Eén van die bezoeken zou minstens vijf dagen hebben geduurd in 1995 of 1996. De conclusie van het OM is dat dit niet mogelijk is. Sterker nog, het onderzoek heeft in het geheel geen aanwijzing opgeleverd van enig verblijf van Demmink in Turkije in de genoemde jaren.

Dat het horen van getuigen in Turkije niet mogelijk is gebleken doet aan deze conclusie niet af. De basis voor een succesvolle vervolging in zedenzaken ligt in een heldere, betrouwbaar te achten aangifte, die ondersteund wordt door aanvullend bewijs. De basis van het bewijs, de beide aangiften, is zwak gezien de uitkomst van het onderzoek. Aanvullend bewijs ontbreekt. Het OM heeft op de zitting betoogd dat het wel of uitgebreider kunnen horen van beide aangevers door de Rijksrecherche niet zou hebben geleid tot een grotere mate van betrouwbaarheid van hun aangiften. Ook is het niet reëel te achten dat het horen van overige getuigen in Turkije eventueel aanvullend bewijs zo sterk zou hebben gemaakt dat dit tot een andere uitkomst zou hebben geleid.

Oriënterend feitenonderzoek

Los van de opdracht van het hof is een uitgebreid oriënterend feitenonderzoek ingesteld, waarbij de Rijksrecherche alle signalen van seksueel misbruik door Demmink heeft onderzocht. De conclusie van dit onderzoek luidt  eveneens dat niet gebleken is van enig vermoeden van strafbaar handelen door Demmink.