In hoger beroep hogere straf geëist wegens het doden en in brand steken man uit Esch

De advocaat-generaal (OM) in Den Bosch heeft in hoger beroep veertien jaar cel geëist tegen een inmiddels 29-jarige verdachte wegens het doden en in brand steken van een 46-jarige man uit Esch.

Op 17 november 2014 deed een toevallige voorbijganger een gruwelijke vondst in het bos “Sparrenrijk’ in Boxtel. Hij zag een brandend lichaam. Dit bleek later het lichaam te zijn van een 46-jarige man. Het slachtoffer was niet als vermist opgegeven. Hij werd herkend naar aanleiding van foto’s van een gezichtsreconstructie die in de media werden getoond. Naar aanleiding daarvan reageerde een getuige die dacht dat het slachtoffer zijn buurman was. Hierna liet de politie de vrouw van het slachtoffer en de, naar later bleek, verdachte foto’s zien van het slachtoffer en zij gaven aan hem te herkennen. Uit afgeluisterde telefoongesprekken bleek dat de verdachte en de vrouw van het slachtoffer een relatie hebben. Ook werd in de gesprekken gesproken over de nacht dat de 46-jarige man om het leven wordt gebracht. Daarbij vielen ook de woorden ‘moord’  en ‘verbranden’. Ook kan uit de gesprekken worden afgeleid dat verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht omdat het slachtoffer zijn vrouw zou uitschelden en mishandelen. Verdachte wilde aan deze situatie een einde maken en hij wilde bovendien graag samen met de vrouw een gezin gaan vormen. Op 6 februari 2015 werden de man en vrouw aangehouden.

Uit een reconstructie is komen vast te staan dat het mogelijk is dat verdachte alleen heeft gehandeld en dat de vrouw er niks van gemerkt heeft. De vrouw is dan ook na de reconstructie door de officier van justitie in vrijheid gesteld en zij wordt niet meer verdacht van betrokkenheid bij de dood van haar man.

Uit het onderzoek is niet onomstotelijk vast komen te staan hoe en waar het slachtoffer exact is overleden. Wel blijkt uit het onderzoek dat er met zijn lichaam is “gesleept” en er dus wellicht ook een andere plaats delict moet zijn geweest. De verdachte ontkent niet dat hij het lichaam heeft weggemaakt en in brand heeft gestoken.

Vanwege het ontbreken van ‘voorbedachte raad’ om het slachtoffer te doden vindt de advocaat-generaal dat geen sprake is geweest van moord maar van doodslag. De gebeurtenissen in de nacht komen niet planmatig over en de verdachte heeft duidelijk niet van tevoren bedacht wat hij met lichaam ging doen.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot elf jaar cel na een eis van de officier van justitie van twaalf jaar. De verdachte stelde hoger beroep in.

De advocaat-generaal is van mening dat de eerder gedane eis en de opgelegde straf door de rechtbank geen recht doen aan hetgeen is gebeurd. “Het feit dat iemand zijn kostbaarste bezit, het leven, heeft afgenomen is een gruwelijk feit. Dat verdachte het stoffelijk overschot na zijn daad in een fietskarretje propt, daarna naar het bos fietst en het vervolgens in brand steekt, acht het OM ronduit respectloos. Respectloos voor de overledene, voor de nabestaanden en voor de maatschappij als geheel. Dat een toevallige voorbijganger in het bos dan ook nog wordt geconfronteerd met de daden van verdachte is verschrikkelijk te noemen voor deze persoon. Verdachte heeft bij niets van dit alles stilgestaan. Dit alles rechtvaardigt een hogere straf.”

Uitspraak (naar verwachting) over twee weken.