Reactie OM op PGHR-rapport bijzondere voorwaarden voorwaardelijke invrijheidsstelling
Het College van procureurs-generaal is de procureur-generaal bij de Hoge Raad (hierna: PGHR) erkentelijk voor het vandaag verschenen rapport ‘Bijzondere voorwaarden bij v.i.’. De PGHR concludeert hierin dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) bij het stellen van bijzondere voorwaarden bij voorwaardelijke invrijheidsstelling in hoofdzaak het wettelijk kader en de toepasselijke rechtspraak volgt. Tegelijkertijd ziet hij ook enige ruimte voor verbetering.
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
Voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) houdt in dat een veroordeelde na het uitzitten van een deel van zijn gevangenisstraf onder bepaalde voorwaarden kan vrijkomen, om re-integratie in de samenleving te bevorderen en herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De v.i. geldt voor onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van meer dan 1 jaar. Het OM heeft een speciaal team dat zich bezighoudt met v.i.: de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling (CVv.i.). Bij beslissingen over de v.i. houdt de CVv.i. rekening met alle in aanmerking komende belangen. Voor meer informatie, zie deze pagina.
Aanbevelingen
De PGHR geeft onder andere aan dat in incidentele gevallen, bijvoorbeeld als het gaat om contact- en locatieverboden en algemene gedragsvoorwaarden, een gestelde bijzondere voorwaarde bij v.i. niet voldoet aan de wettelijke voorschriften. In zijn aanbevelingen benadrukt de PGHR daarnaast het belang van eenduidigheid in de formulering van bijzondere voorwaarden, en het aansluiten bij de wettelijke terminologie. Daarnaast wordt aanbevolen om bij bepaalde v.i.-beslissingen te kijken naar de mogelijkheid van een nadere inhoudelijke motivering, vooral wanneer er wordt afgeweken van het reclasseringsadvies of als het gaat om een ingrijpende inbreuk op grondrechten. Ook doet hij aanbevelingen met betrekking tot het toezicht op de naleving van de voorwaarden.
Vervolgstappen
Het OM blijft investeren in de kwaliteit van de v.i.-beslissingen. De komende periode wordt benut om te reflecteren op het rapport en de aanbevelingen van de PGHR zorgvuldig te bestuderen. Voor de aanbevelingen die raken aan het toezicht op de naleving van de voorwaarden, geldt dat daarbij ook rekening wordt gehouden met de verantwoordelijkheid van de minister voor de tenuitvoerlegging, die ook de feitelijke uitvoering van het toezicht op de gestelde voorwaarden omvat.