Reactie OM op rapport verschillen eisen en straffen in rechtszaken georganiseerde criminaliteit
Vandaag is het onderzoeksrapport Geëiste en opgelegde straffen bij de strafrechtelijke afhandeling van georganiseerde criminaliteit verschenen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap.
Het Openbaar Ministerie (OM) is de onderzoekers erkentelijk voor het waardevolle rapport, waar ook een aantal OM’ers aan heeft meegewerkt. De bevindingen zijn geen verrassing voor het OM. Wel geven ze het OM handvatten om de strafrechtelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit binnen het OM én in de strafrechtsketen verder te verbeteren.
De bevindingen in het rapport zijn gebaseerd op een aantal onderzoeken en strafzaken uit de periode 1997-2015 en op interviews met in totaal twintig officieren van justitie en rechters.
Het rapport laat zien dat de rechter in bijna driekwart van de gevallen in eerste aanleg én in hoger beroep een lagere straf oplegt dan door het OM was geëist. Het verschil tussen de in eerste aanleg en in hoger beroep opgelegde straf betrof gemiddeld negen maanden. Vrijspraak kwam niet vaak voor: in 94% van de zaken in eerste aanleg en in 89% van de zaken in hoger beroep werden de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Het OM stelt dat de verschillen tussen eisen en straffen, en tussen straffen in eerste aanleg en in hoger beroep, deels liggen in de aard het Nederlands systeem van strafvordering. Daarin hebben officieren van justitie en rechters verschillende rollen en nemen de rechten van de verdediging een centrale plaats in. Een strafzaak is geen wedstrijd, maar een zorgvuldig proces met een rechtvaardige uitspraak als doel.
Waar de onderzoekers spreken over lagere straffen als gevolg van het feit dat de behandeling van zaken lang duurt (lange doorlooptijd), wil het OM benadrukken dat een zorgvuldige en rechtsstatelijke waarheidsvinding tijd kost. Dat geldt zeker voor zaken waarin het draait om georganiseerde misdaad: die zijn per definitie omvangrijk en complex.
Wanneer lange doorlooptijden voortkomen uit organisatorische problemen, wil het OM die aanpakken en is daar ook al mee bezig. Samenwerking met de partners in de strafrechtsketen is daarbij van groot belang en daarin is de afgelopen jaren ook fors geïnvesteerd. Verbeteringen op dit punt zijn ook al in gang gezet. Zo worden grote onderzoeken de laatste jaren doorgaans door twee officieren van justitie gedaan. Ook gebeurt het steeds vaker dat een advocaat-generaal (de officier in hoger beroep) al meeloopt in de zaak als die nog bij de rechtbank dient. Daardoor wordt continuïteit geborgd voor de behandeling van de zaak in hoger beroep.
Als verklaring voor die organisatorische problemen wordt in het rapport een aantal keren opgemerkt dat de strafrechtsketen de afgelopen jaren financieel onder druk heeft gestaan. In dat verband is het goed nieuws dat het nieuwe kabinet na jaren van bezuinigingen geld heeft uitgetrokken om de strafrechtsketen te versterken.