Openbaar Ministerie beperkt hoger beroep in zaak tegen Richard de Mos
Het Openbaar Ministerie (OM) zet het hoger beroep tegen Richard de Mos en zes medeverdachten door in beperkte vorm. In het hoger beroep zal het vooral gaan om twee verdenkingen: omkoping en schending van de geheimhoudingsplicht. Tegen de vrijspraak van meineed en deelname aan een criminele organisatie gaat het OM niet in hoger beroep. Het OM realiseert zich dat het voor alle betrokkenen van belang is om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen. Daarom heeft het OM ervoor gekozen het hoger beroep vooral toe te spitsen op de twee belangrijkste aanklachten. Het OM verwacht dat het hof daardoor sneller tot een oordeel kan komen.
In de zaak draait het om de verdenking dat Richard de Mos en een andere voormalig wethouder van de gemeente Den Haag zich hebben laten omkopen. Vijf ondernemers uit dezelfde stad zouden partijdonaties hebben gedaan. Volgens het OM houden deze donaties en andere giften verband met latere besluiten in de Haagse gemeentepolitiek waarin er in het voordeel van de donateurs werd beslist. Het OM ziet dit als omkoping.
De Mos en medeverdachten zijn door de rechtbank in april vrijgesproken van vrijwel alle tenlastegelegde feiten. Eén medeverdachte is veroordeeld voor wapenbezit.
Standpunt Openbaar Ministerie
Het OM is het niet eens met de rechtbank dat de omkoping niet bewijsbaar is. Dit verschil van inzicht zit voor een deel in de waardering van het beschikbare bewijs. Voor een ander deel komt het verschil van inzicht doordat de rechtbank volgens het OM een te beperkte en onjuiste uitleg geeft aan de omkopingsbepalingen in het Wetboek van Strafrecht. Het gaat dan om vragen als: wanneer is iets een gift aan een ambtenaar? Wanneer is sprake van een tegenprestatie door die ambtenaar? En welk verband moet er zijn tussen de gift en de tegenprestatie om het strafbaar te maken?
Ambtenaren, onder wie wethouders, moeten onkreukbaar zijn. Dit betekent dat zij objectief moeten komen tot besluitvorming en hun beslissingen niet ‘te koop’ mogen zijn. Integriteit van het openbaar bestuur en de bestrijding van omkoping staan om die reden in Nederland hoog op de agenda.
Beperkt hoger beroep: zorgvuldig en spoedig
Het OM ziet de maatschappelijke noodzaak om zo spoedig mogelijk en op een zorgvuldige manier duidelijkheid te krijgen in deze zaak. Het is belangrijk dat het gerechtshof, een hogere feitenrechter, zich over deze verdenkingen uitlaat. Niet alleen omdat het OM van oordeel is dat het bewijs voor omkoping wel degelijk aanwezig is, maar ook omdat wanneer het OM zich zou neerleggen bij deze vrijspraak, het vonnis precedentwerking kan hebben. Dit betekent dat door dit vonnis het moeilijker wordt om toekomstige corruptieonderzoeken uit te voeren.
Omdat het OM zich met name toespitst op de twee belangrijkste aanklachten wordt het hoger beroep tegen één van de verdachten, een voormalig gemeenteraadslid, ingetrokken. Het gaat in hoger beroep namelijk niet meer over de feiten waarvan deze verdachte werd beschuldigd.