“In de afgelopen twintig jaar is de criminaliteit meer veranderd dan in de honderd jaar daarvoor”
Oebele Brouwer (58) neemt na 27 jaar afscheid van het Openbaar Ministerie, hij wordt de nieuwe burgemeester van Achtkarspelen. Hij heeft in zijn carrière veel zien veranderen. Zowel binnen de organisatie als in het werkveld: "Opsporing is echt teamwork geworden, door het gehele OM."
Hij is een bekend gezicht van het Openbaar Ministerie, want hij behandelde in zijn carrière spraakmakende zaken zoals de moord op een politieagent in Baflo, de moord op Marianne Vaatstra en de zaak over inbraken in rijdende vrachtwagens.
Je werkt sinds 1992 bij het Openbaar Ministerie. Als je terugkijkt op je carrière, welke zaken komen in jou op?
'Ik was nog geen jaar officier toen ik de zaak van de elf doden in bejaardentehuis Vliethoven heb gedaan. Daarbij had verpleegster Martha U., naar eigen zeggen uit medelijden, insuline geïnjecteerd bij ouderen waarna ze overleden. Ook heb ik de Paspoortzaak gedaan, we hebben toen de organisatie opgerold die verantwoordelijk was voor het vervalsen van zeker tienduizend Nederlandse paspoorten. Daarom hebben we nu ook een nieuwe.'
Welke zaak is je het meest bijgebleven?
'Dat is toch de tweevoudige moordzaak in Baflo. Omdat ik in die zaak van begin tot eind zaaksofficier ben geweest. Bij Vaatstra was ik het gezicht van de zaak omdat ik persofficier was, maar niet betrokken als zaaksofficier. Als je gaat kijken waar ik het meeste kon doen voor de samenleving en de nabestaanden, welke zaak er het meeste bij mij inhakte, dan was dat Baflo.'
Waarom hakte dat er zo in?
'Een van de twee slachtoffers was een politieman in diensttijd. Iemand die in plichtsbesef naar een melding gaat en doodgeschoten wordt. Ook de gesprekken die ik met de familie van de slachtoffers had hakten erin. En ik ben trots op de zaak door het innovaties die we toegepast hebben, door beelden te laten zien en meldkamergesprekken te laten horen. We hadden een goed resultaat. Ja, op die zaak ben ik trots.'
Je hebt ook veel andere moordzaken gedaan.
'Heel veel. Daarbij zitten ook zaken die we niet hebben opgelost. Dat blijft natuurlijk altijd knagen.'
Hoe denk je daar over, zo’n onopgeloste zaak?
'Die zaken horen je ook bij te blijven. Het blijft knagen omdat je steeds denkt: 'Hebben we niets laten liggen. Zijn we dingen vergeten?' Als je in volle overtuiging kan zeggen dat je alles uit de kast hebt gehaald dan geeft dat een veel geruststellender gevoel. In de onopgeloste zaak van de vermoorde café-eigenaar in Haule hebben we alles geprobeerd. Opvallend trouwens; de dader zwijgt dus ook al vijftien jaar. En in de zaak van de verdwenen Jolanda Meijer hebben we zonder succes half Groningen omgespit om haar te vinden. Dat doe je omdat je het ook voor de familie of de samenleving wil doen.'
"Toen ik 27 jaar geleden bij het OM begon was het werk van een officier heel erg solistisch. Je had geen idee waar ze precies mee bezig waren of wat ze deden. De officier was eigenlijk de magistraat zoals Napoleon hem bedacht had."
Als rechercheofficier is Oebele onder meer verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verschillende lopende onderzoeken en de inzet van vergaande opsporingsmiddelen. Zelf noemt hij de functie 'chef inhoud'. Vier jaar geleden maakt hij de overstap van het regioparket Noord-Nederland naar het Landelijk Parket.
Je had een gevestigde naam als officier van justitie in Noord-Nederland. Hoe was die overstap naar het Landelijk Parket voor jou?
'Achteraf ben ik heel blij dat ze me gevraagd hebben, het was heel goed om uit mijn comfortzone te komen. Het werd tijd dat ik uit het noorden wegging. Ik zat daar al zeker tien jaar als rechercheofficier. Je kent dan iedereen, je kent alle onderzoeken. Bij het Landelijk Parket was alles nieuw voor me; de inhoud van de zaken, het internationale karakter, alle vergaande opsporingstechnieken die hier worden ingezet. Er kan zoveel. Bij de regioparketten hebben ze zaken die een stad, dorp of lokale samenleving echt rechtstreeks raken, dat is hier minder. Hier heb je meer de maatschappelijk relevante zaken.'
Wat was het belangrijkste verschil voor jou?
'In Noord-Nederland gingen we vriendschappelijk met elkaar om. Daar kan je veel doen op de goede relaties die je hebt. Maar in mijn tijd bij het Landelijk Parket heb ik het niet altijd gered met goede contacten of met elkaar iets gunnen. Hier wordt het, bijvoorbeeld in de relatie met politie, soms harder en zakelijker gespeeld, je komt er niet altijd uit. Ik kan wel zakelijk zijn, maar ik vind het ook vreselijk lastig. Dat was voor mij wel echt een leerpunt.'
Collega’s bij het Openbaar Ministerie en de Politie omschrijven je als 'een betrokken, integere vakman', 'iemand die echt boeven wil vangen en achter de tralies wil krijgen' met 'een sterke persoonlijkheid'.
'Dat streelt me ontzettend. Ik vind het prettig om andere mensen te helpen met mijn kennis. Ik wil wel gefocust blijven op de inhoud. Dat kan ik als rechercheofficier. Management is niet mijn ding.'
Als burgemeester zal je straks lang niet alleen maar inhoudelijke dingen doen.
'Voordat ik voor burgemeester solliciteerde, was ik bezig met een sollicitatie om rechter te worden. Ik had een gesprek met mijn vrouw. Ze vroeg of het worden van rechter, waar je vrijwel uitsluitend bezig bent met de inhoud, wel echt was wat ik wilde? Inhoud is leuk, maar toen ik de vacature voor het burgemeesterschap langs zag komen wist ik wat ik ineens wat ik miste in de functie als rechter. Namelijk datgene waar ik goed in ben; het podium pakken, op de voorgrond treden, relaties leggen. Er zit een podiumdier in mij.'
Dat is best ijdel. Je hebt ook wel eens gezegd: 'Wie kent je nou als officier? Niemand. Maar als burgemeester wel'.
'Ik heb een vergaande ijdelheid. Wordt de vraag gesteld wie er geïnterviewd wil worden, dan heb ik de journalist al gesproken. Als er iemand naar de studio moet, zit ik er al. Als burgemeester ben je straks een hele grote vis in een hele kleine vijver. En dat vind ik ook wel weer leuk.'
In zijn sollicitatie als burgemeester is ook de moord op Marianne Vaatstra besproken. De moord is pas na jaren opgelost, mede door een destijds zeer innovatief DNA-verwantschapsonderzoek. Brouwer stond in die tijd als persofficier de media te woord omdat hij de enige officier was die ook Fries sprak.
Dat DNA-verwantschapsonderzoek had nogal wat voeten in aarde.
'Het is ongelooflijk belangrijk dat we in de zaak Vaatstra dat onderzoek gedaan hebben. Een buitengewone prestatie van het hele team om de wetgever daarin mee te krijgen. Uiteindelijk hebben anderen daar ook van geprofiteerd, kijk bijvoorbeeld naar de zaak Nicky Verstappen.'
Jij was het gezicht van die zaak als persofficier.
'Die zaak heeft voor mij een paar lagen. Het gebeurde vlakbij mijn woonplaats. Het kwam ontzettend dichtbij omdat de bevolking vond dat het een asielzoeker uit het nabijgelegen AZC moest zijn. Er kwam zelfs diep-racistische taal in de krant, men vond dat wij als OM van alles richting die asielzoekers moesten ondernemen. We kwamen echt tegenover de bevolking te staan en zaten jarenlang in de verdediging. Ik kreeg vervelende brieven en mails, mijn kinderen werden aangesproken op school, er werd een briefje door ons wc-ruitje gegooid.'
Heeft dat je werkwijze als professional veranderd?
'Nee, ik heb me niet laten veranderen, ik ben op mijn fiets naar mijn werk blijven gaan. Naïef? Misschien, maar ik kan het ook nuanceren. Ze zullen echt niet zomaar je huis afbranden.'
Maar er is wel iemand die op je erf komt, iemand die iets door je wc-raampje naar binnen gooit.
'Zeker, maar ik heb ook de nuchterheid dat ik snap dat iemand zijn emoties kwijt moet. Ik heb me heel kwaad gemaakt dat mensen onze zoon hebben benaderd op school. Hij heeft er niets mee te maken! Waar ik ontzettend van baal is dat er achteraf nooit iemand naar mij toegekomen is. Toen de zaak opgelost is en Jasper S. de dader bleek zei niemand tegen mij: 'Brouwer, we hadden het mis'. Nooit, geen enkele vorm van excuus of uitleg. Dat steekt me en ik vind het een beetje laf.'
Zou je nu tegen die mensen kunnen zeggen; wie je ook bent, kom een keer eten?
'Nu niet meer, dat hadden ze destijds moeten doen. Ik hoef niet meer te weten van wie dat verhaal kwam.'
Je hebt 27 jaar bij het Openbaar Ministerie gewerkt. Welke grote veranderingen heb je in die tijd gezien?
'Dat zijn er twee. De eerste is dat de opsporing niet meer het individuele bezit is van een individuele officier. Toen ik begon was het werk van een officier heel erg solistisch. Je had geen idee waar ze precies mee bezig waren of wat ze deden. De officier was eigenlijk de magistraat zoals Napoleon hem bedacht had. Dat gold ook voor mij, ik heb de meest grote zaken ook in mijn eentje gedraaid. Achteraf gezien was dat niet professioneel.'
Hoe is dat nu?
'Dat is nu ondenkbaar. We zijn toegegaan naar het plaatje waarbij de opsporing een verantwoordelijkheid is voor het gehele OM. Met meerdere officieren op een zitting, uitwisselingen, reflecties, noem maar op. Het is echt een coproductie geworden, dat is een enorme verandering.'
En de tweede grote verandering bij het OM?
'Dat is het sluiten van de kleinere parketten, de regioparketten zoals Leeuwarden, Assen of Alkmaar. Dat heb ik altijd erg jammer gevonden. De kleine parketten stonden altijd midden in de samenleving. De mensen woonden en werkten in hetzelfde gebied en spraken dezelfde taal. Ik vind het een gemis.'
Wat heb je zien veranderen in de criminele wereld?
'De vorm van criminaliteit is heel anders geworden, veel internationaler en digitaler. Kijk naar de PGP-telefoons, het darkweb, contraspionages. In de afgelopen twintig jaar is er veel meer veranderd dan in de honderd jaar daarvoor.'
Maak je je verder nog ergens zorgen over?
'Ja, over de verhoudingen tussen het Openbaar Ministerie en de rechters. In die relatie is veel veranderd. De afstand tussen het OM en de rechters was vroeger veel te klein. Tegenwoordig is de afstand tussen OM en de rechters wel erg groot. Ik heb het gevoel dat wij als OM onze positie moeten verdedigen. Maar wij zijn niet zomaar een procespartij. Wij zijn niet de tegenhanger van de advocatuur, ook niet van de rechtelijke macht.'
Maar?
'Wij zijn een magistratelijke organisatie, ook met aandacht voor het geluid van de verdediging. Ik zie toch een tendens dat dit niet meer een vanzelfsprekendheid is. Laat de afstand niet verder vergroten.'
Wat ga je het meest missen aan het OM?
'Dat je overal midden in zit en veel zaken als eerste weet. Je kan geen krant openslaan of ik weet van de zaak. Dat is een spannend gevoel. En wat ik ook ga missen zijn mijn collega’s. Het OM is een buitengewoon collegiale club. Het is vaak 'dat verdomde OM', maar wel 'ons verdomde OM'. Dat ga ik echt heel erg missen.'