Wanneer gaat het Openbaar Ministerie over tot vervolging van smaad?
Naar aanleiding van het bericht dat het Openbaar Ministerie in Rotterdam een 41-jarige vrouw voor smaadschrift gaat vervolgen, is het OM veelvuldig benaderd met de vraag wanneer iemand wel of niet vervolgd wordt voor smaad en of smaadschrift. Hieronder een –algemene- uitleg, waarbij in gedachten moet worden gehouden dat elke zaak maatwerk is en individueel wordt beoordeeld.
Wat is smaad/ smaadschrift?
Smaad of smaadschrift is opzettelijk iemand anders' eer of goede naam aanranden, met het doel om daar ruchtbaarheid aan te geven. Er is sprake van smaadschrift wanneer de smadelijke uitlatingen worden verspreid door geschriften of afbeeldingen. Sinds de opkomst van sociale media gelden berichten op Facebook, Twitter, Instagram e.d. ook als 'geschriften.' Smaad is een klachtdelict, dus het OM komt pas in actie als er ook daadwerkelijk om vervolging wordt gevraagd. Aangifte alleen is niet genoeg, de aangever moet echt te kennen geven vervolging te wensen. Hierdoor kan het ook zijn dat sommige, misschien naar het oog van omstanders, ernstigere uitlatingen niet worden vervolgd. Wij vervolgen namelijk niet ambtshalve, tenzij er sprake is van één van de uitzonderingen van art 267 Wetboek van Strafrecht. (openbaar lichaam, ambtenaar in functie etc.)
Naming and shaming
Voor vervolging van smaad moet er sprake zijn van de aantasting van iemands’ eer of goede naam. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer er sprake is van het verspreiden van feitelijke onjuistheden met betrekking tot een persoon. Maar ook wanneer er sprake is van de verspreiding van juiste informatie, kan er sprake zijn van smaad. Denk aan het volgende voorbeeld:
Een automobilist is betrokken geraakt bij een dodelijk ongeluk en daarvoor vervolgd. De rechter spreekt hem vrij, het was écht een ongeluk. Vervolgens wordt de automobilist door mensen wel constant “doodrijder” genoemd. Feitelijk is deze informatie juist, er is immers iemand overleden bij het ongeluk. Echter, de benaming “doodrijder” tast de goede naam van de automobilist aan, vooral gezien het feit dat hij is vrijgesproken.
Het Openbaar Ministerie is van mening dat een veroordeling, verdenking en vrijspraak geen vrijbrief is voor “naming and shaming” online. Ook uit jurisprudentie blijkt dat het feit dat iemand ergens van verdacht wordt en daarvoor vervolgd wordt niet maakt dat het iedereen vrijstaat om die verdenking voor waar aan te nemen en daarmee de publiciteit te zoeken.
Twitterberichten
In het specifieke geval van de 41-jarige Rotterdamse die vervolgd wordt op grond van twee twitterberichten, wil het Openbaar Ministerie graag een oordeel van de rechter hebben over de strafbaarheid van de bewuste twitterberichten. De verdachte noemt het slachtoffer met voor- en achternaam in haar tweets. Daarbij wordt het slachtoffer een feit ten laste gelegd, namelijk pedoseksuele handelingen en verkrachting. Volgens het OM is er daarom sprake van aantasting van de goede naam van het slachtoffer. Met het openbaar plaatsen van de betreffende berichten is er voldaan aan het vereiste ruchtbaarheid.
Uitzonderingen
Er is geen sprake van smaadschrift wanneer er sprake is van noodzakelijke verdediging, of wanneer de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het ten laste gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eist. Op het moment dat dergelijke (smadelijke) uitspraken uitsluitend worden gedaan ten behoeve van ruchtbaarheid is er geen sprake van deze uitzondering en kan het OM besluiten om over te gaan tot vervolging.