"Eigenlijk wilde ik helemaal geen officier van justitie worden"
Van inbrekers, overvallers, moordenaars, verkrachters en oplichters tot drugscriminelen, geweldplegers en fietsendieven. Hij heeft ze in zijn lange loopbaan in allerlei soorten en maten voorbij zien komen. Maar er was meer. Vandaag neemt officier van justitie Mart de Bruijn afscheid van het Openbaar Ministerie (OM), hij gaat met pensioen. Tijd om samen met hem terug te blikken. Een gesprek over drijfveer, ontwikkelingen, rechtvaardigheid en trots.
Het is dinsdagmiddag tegen 15.30 uur. De zon schijnt en Mart de Bruijn zit alleen in een kamer op het parket in ’s-Hertogenbosch. Vandaag voor het laatst. Hij heeft zojuist op gepaste afstand afscheid genomen van een aantal directe collega’s. Met een kop koffie in de hand en de deur dicht, is hij er helemaal klaar voor. Zonder problemen start hij de videoverbinding, want door het coronavirus vindt het afscheidsinterview met de officier plaats op afstand: “Kom maar op met die vragen”, begint hij ons gesprek met een glimlach. En met die diezelfde glimlach blikken we terug op zijn jarenlange loopbaan binnen het OM. Een loopbaan met veel hoogtepunten, maar ook met dieptepunten.
Maatschappelijk relevant
Net als zijn zittingen, blijkt ook dit interview tot in de puntjes te zijn voorbereid door de officier. Met zijn afscheid in het vooruitzicht, haalde hij de afgelopen tijd al meer dan eens herinneringen op. Samen gaan we terug naar oktober 1982, wanneer een jonge Mart de Bruijn in Arnhem begint als parketsecretaris. Hij rondt met succes de zogenaamde S-opleiding af: “In die tijd werden parket- en gerechtssecretarissen landelijk geworven en dit leek mij een ideale opstap voor meer juridisch werk.” Eigenlijk had De Bruijn helemaal geen ambitie om officier van justitie te worden. Hij wilde vooral vanuit een juridische invalshoek maatschappelijk relevant werk doen: “Maar door toeval en geluk op de momenten dat er nieuwe functies kwamen, liep alles anders en werd ik tot mijn eigen verbazing officier van justitie”, zo zegt hij in de camera.
Hard werken
Maar voordat hij zich daar echt op kon toeleggen, waren er volgens hem jaren van veel studeren en hard werken. En dat viel niet altijd mee: “In Nijmegen begon ik medio jaren tachtig met een avondstudie rechten. Het was een enorm drukke tijd, waarbij ik studeerde en werkte. Mijn vrouw werkte ook en samen brachten wij onze drie kinderen groot. Ik ben er enorm trots op dat het ons gelukt is om dat allemaal te combineren. Het is een cliché, maar zonder mijn vrouw was dat onmogelijk geweest. En eerlijk gezegd ben ik minstens zo trots op het feit dat ik slaagde zonder ook maar één hertentamen”, lacht De Bruijn.
Drugs
Na enkele staffuncties binnen het Openbaar Ministerie belandt hij medio jaren negentig bij de Unit Synthetische Drugs (USD), een gespecialiseerde club met als doel het aanpakken van drugscriminelen. Het blijkt een succesvolle periode, alleen al getuige tientallen veroordelingen van niet de minste criminelen: “Los daarvan heb ik binnen de USD enorm veel kennis en ervaring opgedaan, ook internationaal. Een hoogtepunt was bijvoorbeeld een bezoek aan de Drug Enforcement Administration (DEA) in Washington. De Nederlandse aanpak kon op veel waardering rekenen in Amerika, maar andersom hebben wij ook veel geleerd van de overzeese werkwijze.”
Leerzame hectiek
Aan het eind van het vorige decennium pakt de officier de kans om zich te richten op de aanpak milieucriminaliteit en economische strafzaken. Een boeiende materie voor de officier, die zich een onderzoek herinnert waarbij een dierenarts illegale groeihormonen en antibiotica op bestelling leverde aan Brabantse boeren: “Een zaak die destijds voor de nodige opschudding zorgde.” In 2002 maakt hij de overstap naar het regioteam Den Bosch-Oss: “Het was een team met een enorm werkaanbod, waarbij veel zaken tegelijkertijd werden behandeld, van heftige straatroven tot ergerlijke inbraken. Een collega omschreef die periode eens treffend als een hectische Oriënt-Express. Het vroeg om een enorme flexibiliteit, maar midden in die hectiek heb ik heel veel geleerd over opsporing.” Met deze ervaring in zijn rugzak wordt hij in 2005 officier van justitie in het segment van zware en georganiseerde criminaliteit. Na een tussenperiode in de functie van kwaliteitsofficier, is hij vanaf 2013 weer meer in de zittingzaal te vinden. Als officier richt hij zich onder meer op de aanpak van mensenhandel en fraude. Die laatste portefeuille houdt hij tot de dag van zijn afscheid.
Leed
In de tientallen jaren dat de vertrekkende officier voor het OM werkt, ziet hij veel leed voorbij komen. Leed waar hij niet doof en blind voor is: “Hoewel je altijd een bepaalde professionele afstand houdt, maken sommige zaken echt indruk en die vergeet je niet zo snel. Ik herinner mij een zaak vol relationeel geweld en babymishandeling, verschrikkelijk. Dat geldt ook voor bepaalde zaken waarbij sprake is van uitbuiting of mensenhandel.” Een andere zaak die nog vers in zijn geheugen staat, raakte De Bruijn persoonlijk. Het ging om een ruzie na een avondje stappen, waarbij de verdachte zijn vriend met een zwaard dodelijk verwondde en vervolgens op de vlucht sloeg. Een vreselijke zaak: “Ik ging naar de plaats delict en zag daar het nog jonge slachtoffer liggen. Hij was ongeveer even oud als één van mijn kinderen en droeg dezelfde soort kleding. Dat raakte me.”
Geslaagde undercoveroperatie
Er zijn meer zaken die hij niet gauw zal vergeten, vertelt hij vanuit zijn kantoor. In 2014 geeft De Bruijn als officier van justitie leiding aan onderzoek Callisto, dat de moord op Yvon Pfaff onderzoek. Het lichaam van Pfaff werd in juni van dat jaar gevonden in een uitgebrande auto in de Sint-Michielsgestel. Hij bleek met geweld om het leven te zijn gebracht. Het onderzoek leidt tot aanhoudingen, onder meer dankzij een goed uitgevoerde undercoveroperatie. De officier herinnert zich dat Panorama uitgebreid verslag deed van deze zaak: “Een haast ongelofelijk verhaal, dat leest als een script voor een slechte B-film”. Vijf verdachten worden uiteindelijk veroordeeld en draaien voor jaren de cel in.
Rechtvaardigheidsgevoel
De lange celstraffen die voortkomen uit onderzoek Callisto brengt ons op een ethisch vraagstuk: “Of ik er wel eens moeite mee gehad om verdachten te straffen? Nee, ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel en het is soms nodig om zwaar te straffen, zeker bij ernstige misdrijven.” Niet alleen het gevoel voor rechtvaardigheid speelt mee in het vraagstuk over straffen, maar ook een bepaalde mate van vergelding: “Vergeet niet dat de slachtoffers of hun nabestaanden soms voor het leven getekend zijn door de acties van de dader.”
Persoonlijke problemen
Toch is het OM er in de ogen van De Bruijn niet alleen om te straffen. Hij doelt op het grote aantal verdachten met persoonlijke problemen: “Wij hebben vaak te maken met mensen die complexe problemen hebben. In veel strafzaken spelen schulden, gezinsproblematiek, verslaving of andere persoonlijke en mentale problemen een rol”, zo denkt De Bruijn: “Dat vraagt natuurlijk iets van onze organisatie. Onze keuzes moeten bijdragen aan een rechtvaardige en veilige samenleving en soms ben je er niet door alleen in te zetten op straffen.”
Pieken en dalen
De officier kijkt met veel plezier en trots terug op zijn tijd bij het OM, waar hij onder meer als voorzitter onderdeel uitmaakte van de OR. Maar niet alleen in die rol was hij kritisch op de organisatie in de afgelopen jaren. Hij was graag een luis in de pels: “Zoals in iedere organisatie gebeuren er soms dingen die je niet ziet zitten. Denk aan bepaalde beleidskeuzes of reorganisatieprocessen. Het is belangrijk om je mening te geven, ook al heeft dat niet altijd meteen het gewenste resultaat. Jaren geleden zijn er soms keuzes gemaakt, waardoor in mijn ogen de aanpak van bepaalde criminele groeperingen achterstand opliep. Daar heb ik toen iets van gezegd en dat hoort ook zo in een professionele organisatie als het OM.” Echte dieptepunten in zijn carrière heeft hij niet gekend: “Maar net als bij ieder bedrijf gebeuren er ook bij ons soms dingen die op persoonlijk vlak de nodige impact hebben. Denk bijvoorbeeld aan het overlijden van collega’s.”
De mensen achter het OM
De officier is blij met zijn collega’s en laat dat tijdens het gesprek meerdere keren blijven: “De kwaliteit van onze mensen is in meerdere opzichten uitstekend en daar mogen wij trots op zijn. Het raakt mij dan ook enorm als de integriteit van het OM of onze mensen in twijfel wordt getrokken. Ik ga ze heel erg missen.” Hoewel zijn echte afscheid nog gaat komen, blikt hij ook al vooruit op de tijd die komen gaat. Want tijd is er volop, zou je denken: “Bij mijn informele afscheid kreeg ik van mijn collega’s enkele geraniums, maar daar ga ik voorlopig niet achter zitten, hoor. Samen met mijn vrouw heb ik nu nog meer tijd om met mijn drie kinderen en vijf kleinkinderen door te brengen en daar kijk ik ontzettend naar uit. En naast fietsen, koken en zo nu en dan op vakantie, ga ik me ook weer meer richten op maatschappelijke dingen. Zo doe ik bestuurlijk werk voor de beeldende kunst in mijn gemeente en zet ik me als vrijwilliger in voor een hospice.
TOM-beeldje
Als blijk van waardering voor zijn jarenlange verdienste bij het OM, ontving Mart de Bruijn uit handen van hoofdofficier Heleen Rutgers het felbegeerde TOM-beeldje: “Ik was enorm verrast en heel blij dat ik dit beeldje heb mogen krijgen. Het was een geweldige tijd." Na een voorlopig laatste groet, verbreekt de officier de videoverbinding: “Maar de verbinding met de mensen die het OM vormen, die blijft gewoon bestaan.”