Openbaar Ministerie Oost-Brabant betreurt opvragen telefoongegevens journalist in lekonderzoek
In het onderzoek naar het lek bij de burgemeestersbenoeming van ’s-Hertogenbosch heeft de Rijksrecherche onder leiding van het Openbaar Ministerie Oost-Brabant onderzoek gedaan. In dit onderzoek zijn onder andere de printgegevens van de telefoon van een journalist van het Brabants Dagblad opgevraagd. Deze journalist is in het onderzoek nooit als verdachte aangemerkt.
De interne regelgeving binnen het OM schrijft voor dat slechts in uitzonderlijke gevallen ingrijpende opsporingsbevoegdheden tegen journalisten mogen worden ingezet. Onderdeel van de procedure is dat de inzet voorgelegd wordt aan de hoofdofficier van justitie en het College van procureurs-generaal. Dat is in dit geval niet gebeurd. Hoewel de hoofdofficier van justitie van meet af aan heeft gezegd dat de journalist buiten dit onderzoek moest blijven, zijn de printgegevens van de telefoon van de journalist opgevraagd. Achteraf oordelend is het OM Oost Brabant van mening dat de inzet van deze opsporingsbevoegdheid mogelijk in strijd is geweest met de geest van de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen tegen journalisten.
Het OM hecht groot belang aan vrije nieuwsgaring. Daarbij hoort dat journalisten in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Het OM constateert dat in de onderhavige zaak toen de verkeerde afweging is gemaakt door de hiervoor genoemde dwangmiddelen toe te laten passen.
Het OM-Oost Brabant bestudeert wat de gevolgen kunnen zijn voor deze strafzaak. De twee verdachten zullen zich binnenkort voor de rechter moeten verantwoorden.
Inmiddels heeft de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie Oost-Brabant contact gehad met de hoofdredacteur van het Brabants Dagblad en aangegeven dat hij de gang van zaken betreurt.
Het College van procureurs-generaal neemt de verantwoordelijkheid voor deze gang van zaken. 'Journalistieke vrijheid is een groot goed binnen de democratie. Het had nooit mogen gebeuren dat gegevens van een journalist op deze manier in een dossier terecht zijn gekomen, maar ik stel ook vast dat er interpretatieruimte zit in de Aanwijzing. Het opsporingsteam onder leiding van de officier de justitie dat heeft geoordeeld dat de gegevens nodig waren, heeft gehandeld vanuit de professionele opvatting dat dit ernstige feit, schending van het ambtsgeheim, moest worden opgelost', aldus Gerrit van der Burg, voorzitter van het College van procureurs-generaal.