Levensgevaarlijke brandstichting in Hollandscheveld: OM eist tot zes jaar cel

Het Openbaar Ministerie (OM) in Noord-Nederland heeft celstraffen van zes jaar respectievelijk drie jaar geëist tegen een 27-jarige en een 30-jarige man, beiden afkomstig uit Zaandam. Ze worden verdacht van betrokkenheid bij het op 18 december 2023 in brand steken van een woning in Hollandscheveld. In het huis bevond zich een zwangere vrouw met haar zoon van één jaar. Zij konden ternauwernood ontsnappen.

De vrouw kon met haar zoon via een raam op een plat dak klimmen. Terwijl ze op dat dak stond liet zij haar zoontje in de handen van de buiten staande buurman vallen. Daarna sprong ze er zelf achteraan. Bij deze sprong raakte ze gelukkig slechts licht gewond. Het huis brandde in korte tijd volledig uit. Aangezien het een twee-onder-één-kap woning betrof, is er ook flinke schade ontstaan bij de buren.

Conflict
Het OM verdenkt de 27-jarige man (hoofdverdachte) van het stichten van de brand. De 30-jarige man (medeverdachte) was zijn chauffeur en wist volgens de officier van justitie (de officier) van het plan om brand te stichten. De reden daarvoor zou een zakelijk conflict zijn met een mannelijke bewoner van het in brand gestoken huis. Die was ten tijde van de brand niet aanwezig. Uit eerdere chatcontacten blijkt volgens de officier dat de hoofdverdachte deze man heeft bedreigd “iets” met zijn huis te gaan doen.

Gieters met benzine
Uit het strafdossier blijkt volgens de officier verder dat de beide verdachten vanuit Zaandam naar Hollandscheveld zijn gereden. In Staphorst stoppen ze bij een tankstation en vullen zij twee gieters met benzine. Die benzine wordt later gebruikt bij het in brand steken van het huis. Dat doet volgens de officier de hoofdverdachte. De andere verdachte blijft in de auto zitten en zorgt er voor dat ze snel weer kunnen vertrekken.

Brandstichting met levensgevaar
Aan de hoofdverdachte is brandstichting met levensgevaar ten laste gelegd. De medeverdachte wordt medeplichtigheid aan de brandstichting (met levensgevaar) verweten.

De hoofdverdachte bekent dat hij de brand heeft gesticht, zijn medeverdachte verklaart iets anders. Hij zegt dat hij met de hoofdverdachte naar het Drentse dorp was gereden, maar dat hij eigenlijk niet wist wat hij daar van plan was. Hij verklaart dat hij de dag erna in shock was dat er een huis was afgebrand in Hollandscheveld. De officier acht deze verklaring ongeloofwaardig. Hij zegt dat de medeverdachte wel degelijk wist dat er een plan was om brand te stichten.

Geluk
De officier vindt dat, zeker voor de hoofdverdachte, een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. De brandstichting had zomaar anders kunnen aflopen. De brand sloeg snel om zich heen, waardoor de vrouw en haar kind geluk hebben gehad dat ze het er levend van hebben afgebracht.

De rechtbank in Assen laat na de behandeling van de zaak weten wanneer het uitspraak doet.