Werkstraf en vaarverbod geëist na bootongeval Coevorden
Het OM eist een werkstraf en vaarverbod tegen een 23-jarige man uit Schoonebeek. Hij wordt ervan verdacht dat hij als schipper van een bootje verantwoordelijk is voor het ongeval van 29 mei 2021 waarbij een nu 20-jarige jongeman uit Coevorden ernstig gewond raakte. De jongen zou met zijn hoofd hard tegen een brug zijn aangekomen toen het bootje met te hoge snelheid in het centrum van Coevorden voer.
De twee andere opvarenden zijn als getuige gehoord. Ook riep de politie getuigen op zich te melden. Op basis van het onderzoek is het OM van oordeel dat verdachte als schipper van een snelle motorboot schuldig is aan het zwaar lichamelijk letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen.
Het OM: “Hij had zich als onervaren schipper en zonder vaarbewijs niet op het water moeten begeven. Nu hij dit echter wel deed had hij zich juist vanwege die omstandigheden extra oplettend en voorzichtig moeten gedragen. In plaats daarvan drinkt hij tijdens het varen en overschrijdt hij de maximale snelheid fors. Een snelheid die op die plaats niet voor niets geldt, maar die is vastgesteld om gezien de omstandigheden daar ter plaatse veilig te kunnen varen.”
De officier realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan de gevolgen die het slachtoffer nog iedere dag, ieder uur ondervindt. Gevolgen die zijn leven voorgoed veranderd hebben. “Van een gezonde jongeman die op een mooie zaterdagmiddag gaat varen met vrienden is hij veranderd in een jongeman die nooit meer zal kunnen lopen en die de rest van zijn leven afhankelijk is van hulp, van anderen”, aldus de officier.
De officier: “Daarnaast hecht ik er aan te benadrukken dat verdachte niet wordt verweten dat hij opzettelijk heeft gehandeld, dat hij willens en wetens het slachtoffer dit letsel heeft toegebracht. Hij is niet in de boot gestapt met de bedoeling om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.”
Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor artikel 6 wegenverkeerswet, omdat het verwijt wat in dat artikel besloten ligt wat het OM betreft vergelijkbaar is met het verwijt wat verdachte vandaag wordt gemaakt. Zij eist een werkstraf van 200 uur en een ontzegging van de vaarbevoegdheid voor de duur van 20 maanden. Dat betekent dat verdachte wat het OM betreft de komende twee vaarseizoenen zich niet met de boot op het water mag begeven.