Gevangenisstraf geëist voor uitbuiting in Leeuwarder seksinrichting
Begin februari 2020 krijgt de politie een melding met signalen van mensenhandel in de vergunde seksinrichting “La Esperanza II” op de Weaze in Leeuwarden. Een Bulgaarse vrouw zou ver onder de prijs werken en een man die bij de Bulgaarse vrouw hoorde, zou na elke klant bij haar naar binnen gaan en daarna gelijk weer vertrekken. Er zou bovendien vaak ruzie zijn en er zou tussen de twee sprake zij van een aanzienlijk leeftijdsverschil.
Signalen die voor politie en OM voldoende alarmerend waren om een onderzoek op te starten. Waarnemingen door het Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel ter plaatse, informatieverzoeken aan Europol en Bulgaarse autoriteiten en bestuurlijke controles in het kader van prostitutietoezicht resulteerden uiteindelijk in de aanhouding van de 46-jarige verdachte die vandaag terechtstaat.
Opvallend in deze zaak maar ook kenmerkend voor mensenhandel en de daarmee samenhangende loverboy-problematiek, is dat het slachtoffer wel uitvoerig heeft verklaard maar uiteindelijk geen aangifte heeft willen doen. Zij geeft aan dat er geen sprake is van uitbuiting maar stelt vrijwillig in de prostitutie te werken. Uit WhatsApp-conversaties tussen verdachte en het slachtoffer komen feiten naar voren die anders doen vermoeden. De officier: “Door verdachte wordt op uiterst denigrerende en beledigende wijze over en in de richting van het slachtoffer gesproken, bijvoorbeeld in termen van “minderwaardige hoer” en “stuk afval”. Volgens het OM wil verdachte controle hebben over de activiteiten en verdiensten van het slachtoffer, geeft hij aan dat zij meer geld moet vragen voor een seksafspraak omdat hij geld nodig heeft en wordt hij gezien met grote hoeveelheden contant geld terwijl hij geen noemenswaardige bron van inkomsten heeft. Verklaringen van getuigen bevestigen dit beeld. Daarnaast wordt ook veelvuldig door verdachte gedreigd met mishandelingen en geeft het slachtoffer in appgesprekken aan door verdachte te zijn mishandeld. Op basis van alle onderzoeksresultaten vindt het OM wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting van het slachtoffer over een periode van negen maanden door haar te werven, huisvesten en te vervoeren met het oogmerk van uitbuiting.
Het OM verwijt verdachte dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer. Zij was werkzaam in een voor haar onbekend land en is afkomstig uit een land waarin zij weinig kon verdienen. Bovendien had ze in Nederland vrijwel geen sociaal netwerk en was afhankelijk van de contacten van verdachte en zijn “familie” in Zaandam. Deze omstandigheden brachten haar in een situatie waarin haar keuzevrijheid in ernstige mate werd beperkt.
Gelet op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden ligt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede. De officier: “Verdachte heeft op geen enkel wijze blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn gedrag. Dat rekent het OM hem aan”. Het OM eist achttien maanden gevangenisstraf.