Disciplinaire afdoening passend voor politieambtenaren en officier van justitie zaak Gees

Het Openbaar Ministerie Noord-Holland heeft besloten geen vervolging in te stellen tegen twee politieambtenaren en een officier van justitie uit Noord-Nederland. Tegen hen was aangifte gedaan van valsheid in geschrifte vanwege onjuistheden in een proces-verbaal van een getuigenverhoor. Het getuigenverhoor vond plaats in het kader van een onderzoek naar een woningoverval met fatale afloop in Gees.

Naar aanleiding van de aangifte heeft de Rijksrecherche onder leiding van het OM Noord-Holland (OM) onderzoek verricht. Het OM heeft geconstateerd dat er fouten zijn gemaakt, maar vindt een strafrechtelijke vervolging een te zware reactie op hetgeen de drie betrokkenen in deze kwestie kan worden verweten. Een disciplinaire afdoening is hier meer op zijn plaats.

Aangifte

Advocaten van drie verdachten hebben aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. De aangiften waren gericht tegen drie politieambtenaren en twee officieren van justitie. Het OM heeft op basis van deze aangiften twee politieambtenaren en een officier van justitie als verdachte aangemerkt. De andere twee personen zijn niet als verdachte aangemerkt.

Onderzoek

De aangiften hebben betrekking op onjuistheden in een proces-verbaal van een getuigenverhoor dat op 30 januari 2017 te Pijnacker had plaatsgevonden, maar dat pas op een later tijdstip, rond 23 februari 2017 te Meppel, is opgemaakt. Het OM komt op basis van het onderzoek van de Rijksrecherche tot de conclusie dat het proces-verbaal een juiste weergave is van hetgeen de getuige op 30 januari aan de politie had verteld. De onjuistheden zijn van meer procedurele aard.

Onjuistheden

Het gaat om drie tekstpassages uit het proces-verbaal (PV):

1. Zinsnede ‘naar later bleek dat het verhoor abusievelijk niet op geluid is opgenomen’
Bij het verhoor van getuige besloten de verhorende politieambtenaren op het allerlaatste moment om geen gebruik te maken van de opnameapparatuur. Dit in tegenstelling tot de gebruikelijke werkwijze in dit soort zaken, maar wel met instemming van de advocaat van de getuige. Toen de zaaksofficier korte tijd later de opdracht gaf om alsnog een formeel PV op te maken, moesten de politieambtenaren daarin verantwoorden waarom het verhoor niet was opgenomen. Vervolgens is bovengenoemde zinsnede aan het PV toegevoegd. De term ‘abusievelijk’ had volgens de politieambtenaar die alsnog het formele PV had opgesteld geen betrekking op het al dan niet indrukken van de opnameknop, maar op het verschil van mening of dit voor dit specifieke verhoor wel noodzakelijk was. De gebruikte zinsnede is volgens het OM  weliswaar een ongelukkige formulering - omdat bij het gebruik van deze term bij de lezer in eerste instantie de gedachte opkomt dat het opnemen van de verklaring ‘per ongeluk’ niet is gebeurd - maar volgens het OM is geen sprake van opzet om deze zinsnede valselijk (in strijd met de waarheid) op te nemen in het PV. Van een strafbaar feit is daarom geen sprake.

2. Zinsnede ‘nadat getuige de verklaring niet heeft doorgelezen en weigerde deze te ondertekenen’
Nadat het PV was opgemaakt heeft de politieambtenaar contact opgenomen met de advocaat van de getuige over de ondertekening. Daarop heeft de advocaat aangegeven dat zijn cliënte hoe dan ook niet zou ondertekenen. Hoewel het zonder meer beter, zorgvuldiger en correcter was geweest als was vermeld dat dit het standpunt van de advocaat námens de getuige was en dus niet de opvatting van de getuige zelf, is het OM ook hier van oordeel dat niet gesproken kan worden van opzet om deze zinsnede valselijk (in strijd met de waarheid) op te nemen in het PV. Van een strafbaar feit is daarom geen sprake.

3. Zinsnede die refereert aan plaats en datum van ondertekening van het PV
Het PV is ondertekend door twee politieambtenaren. De vermelde datum en plaats van ondertekening (Pijnacker, 30 januari 2017) zien op de locatie en dag waarop het gesprek met getuige had plaatsgevonden. Hiervan was in eerste instantie alleen een gespreksverslag opgemaakt. Het (formele) PV was echter de maand erna, rond 23 februari 2017, in Meppel opgemaakt. De politieambtenaren hebben verklaard hun handtekening te hebben gezet onder de zinsnede met foutieve datum en plaats, zonder het PV nauwkeurig te hebben doorgenomen. In hun ogen was geen sprake van opzettelijk verkeerd handelen, maar van onzorgvuldigheid.

Een politieambtenaar dient een PV, voordat hij dit op ambtseed of -belofte ondertekent, met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te controleren. Als hij dit nalaat, aanvaardt hij, zoals ook in dit geval, de aanmerkelijke kans dat er in het PV feiten staan vermeld die in strijd zijn met de waarheid (in juridische zin is dit opzet). Valsheid in geschrifte kan hiermee worden bewezen.

Wat betreft de officier van justitie stelt het OM op basis van het onderzoek vast dat de advocaat van de getuige de officier van justitie, die de zaak toen nog in behandeling had, (kort) voorafgaande aan de zitting per e-mail puntsgewijs op de onjuistheden heeft gewezen. Naar het oordeel van het OM Noord-Holland is het mede daardoor onaannemelijk dat de officier van justitie niet op de hoogte was van de procedurele fouten in het PV. De officier heeft dit PV vervolgens, zonder nadere toelichting ter zitting, onderdeel uit laten (blijven) maken van het dossier. Daarmee is strikt genomen sprake van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift hetgeen strafbaar is gesteld in art. 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Geen strafvervolging

Hoewel naar het oordeel van het OM Noord-Holland sprake is van een strafbaar feit zal het OM niet tot vervolging overgaan. Die beslissing is ingegeven door de volgende omstandigheden.

Het gewraakte PV is uitvoerig ter sprake gebracht in de rechtszaak tegen de verdachten van de woningoverval in Gees en is (mede) aanleiding geweest voor de rechtbank Noord-Nederland om hier op duidelijke wijze aandacht aan te besteden in de vonnissen. Dit heeft geleid tot strafvermindering bij drie verdachten en tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de zaak van de vierde verdachte. De vonnissen en het Rijksrechercheonderzoek hebben veel media-aandacht gegenereerd waarbij de rollen die betrokkenen zouden hebben gespeeld nadrukkelijk en negatief in beeld zijn gekomen. Verder heeft de valsheid in geschrifte geen betrekking op de inhoud van de getuigenverklaring, maar op procedurele fouten. Uit niets is gebleken dat het PV geen adequate weergave zou bevatten van wat de getuige heeft verklaard. Ook is uit niets gebleken dat de geconstateerde valsheid is begaan ter doelbewuste misleiding van de rechtbank.

Op grond van deze omstandigheden zal het OM niet tot strafrechtelijke vervolging overgaan. Een disciplinaire afdoening ligt meer in de rede.