OM: nader DNA-onderzoek in zaak dood Koen Everink niet noodzakelijk

Het Openbaar Ministerie heeft vandaag tijdens de regiezitting in het onderzoek naar de dood van Koen Everink aangegeven dat nader DNA-onderzoek niet noodzakelijk en niet zinvol is. Dit zal geen DNA-profiel van een onbekende persoon opleveren. Ook omdat de nieuwe advocaat geen nieuwe argumenten aanvoert,  moeten de verzoeken van de verdediging naar de mening van het Openbaar Ministerie worden afgewezen.

Volgens de verdachte en zijn advocaten zou een onbekende derde verantwoordelijk zijn voor de dood van Koen Everink. Het forensisch onderzoek zou bewijs voor deze hypothese moeten opleveren. Tijdens de inhoudelijke zitting op 8 en 9 mei hadden de advocaten daarom verzocht om nader DNA-onderzoek. Toen de rechtbank dit verzoek afwees, legden de advocaten de verdediging neer.

Het forensisch onderzoek is door drie partijen gedaan. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht als eerste de veiliggestelde DNA-sporen. Op verzoek van de rechtbank gaf The Maastricht Forensic Institute (TMFI) een second opinion op de resultaten van het NFI-onderzoek. Independent Forensic Services (IFS) kreeg van de rechtbank de opdracht om aanvullende DNA-onderzoek uit te voeren. Tijdens  het DNA-onderzoek zijn DNA-kenmerken aangetroffen die niet passen bij de in dit onderzoek bekende personen. De verdediging leidt hieruit af dat dit een aanwijzing is dat er één of meer onbekende personen betrokken zijn geweest bij het plegen van het delict. Op de zitting in mei hebben deskundigen van het NFI en TMFI verklaard  dat niet steeds vaststaat dat het daadwerkelijk om DNA-kenmerken gaat, omdat het ook artefacten van de gebruikte onderzoeksmethode kunnen zijn. Ook stellen zij dat, als het toch DNA-kenmerken van een onbekende persoon zijn, deze kenmerken door hun geringe aantal niet te herleiden zijn tot een persoon. Van verder DNA-onderzoek aan de reeds bekende sporen valt daarom weinig tot niets te verwachten, zo luidde de conclusies van NFI en TMFI.

Ook de verzoeken van de nieuwe advocaat vandaag op zitting hebben betrekking op nader DNA-onderzoek, en onderzoek naar de steekwonden en botdelen. In hun reactie stellen de officieren van justitie weer dat nader DNA-onderzoek niet zal leiden naar een persoon. Wie een willekeurig huis bemonstert, kan verwachten onbekend DNA te vinden dat niet goed te plaatsen is. Het gaat er juist om DNA op de sporen te vinden die in directe relatie staan tot het delict en leiden naar een persoon. Dat is hier uiterst onwaarschijnlijk. In het dossier gaat het niet alleen om forensisch bewijs maar om alle bewijs. En voor de hypothese van de ontvoering is ook anderszins geen bewijs gevonden.  Daar staan de bewijsmiddelen tegen de verdachte tegenover die reeds behandeld zijn op de zitting in mei, zoals het DNA van de verdachte op het mes, de bloedsporen in de auto, het zoeken op internet en het motief. Daarom vinden de officieren van justitie verder onderzoek dan ook niet zinvol of noodzakelijk.

Ook wierpen de officieren de vraag op welke waarde gehecht moet worden aan de criminalistische interpretaties van onderzoeksbureau IFS, die door de verdediging zijn ingebracht. Ze zijn gebaseerd op onvoldoende onderbouwde aannames  die op diverse punten strijden met het oordeel van de benoemde deskundigen.  Ook zijn er twijfels over de onafhankelijkheid aangezien het bureau wordt betaald door de verdediging.

De rechtbank wees alle verzoeken van de verdediging af en besloot dat de verdachte in voorarrest blijft. De zaak wordt inhoudelijk behandeld op 10, 11 en 12 december. Op 21 november is er een pro forma in verband met de termijn van het voorarrest.