OM eist gevangenisstraf en rijontzegging voor veroorzaken dodelijke aanrijding Firdgum

Het OM eist acht maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een rijontzegging voor de duur van 36 maanden, deels voorwaardelijk, tegen een 34-jarige man uit de gemeente Waadhoeke voor het veroorzaken van een dodelijke aanrijding op 4 juni 2021 rond 22.50 uur op de Camstrawei in Firdgum. Bij deze aanrijding komt een 69-jarige man om het leven.

Het OM verdenkt de verdachte ervan dat hij tijdens het rijden in zijn auto berichten, afbeeldingen en filmpjes ontvangt, bekijkt en doorstuurt met zijn telefoon. Kort voor de aanrijding opent verdachte opnieuw een ontvangen video en tijdens het afspelen van deze video rijdt de verdachte met zijn auto in volle snelheid tegen de rijdende zitmaaier waar het slachtoffer op zat. Het slachtoffer reed volgens het onderzoek uiterst rechts op de weg en reed in dezelfde richting als de verdachte. Uit het sporenbeeld, maar ook uit de verklaringen van de verdachte wordt duidelijk dat de verdachte voor de aanrijding niet heeft geremd of naar links is uitgeweken.

Volgens het OM betekent dit dat de verdachte de zitmaaier niet (tijdig) heeft gezien. “En de vraag is dan, had hij hem kunnen en moeten zien?”, aldus de officier.

Daar is door de VOA en later, op verzoek van de nabestaanden, door Onderzoeksbureau Baan Hofman, uitvoerig onderzoek naar gedaan. De conclusie uit beide rapporten kan geen andere zijn dan dat de verdachte als hij zich als een goed bestuurder had gedragen de botsing had kunnen en moeten voorkomen. De officier: “En dat is voor de nabestaanden een hard gelag. Het overlijden van hun dierbare was niet nodig geweest. Verdachte had moeten opletten. Dit is de belangrijkste regel in het verkeer, zeker voor bestuurders van motorrijtuigen, die uit de aard van de zaak een gevaar voor de omgeving opleveren bij foutief gebruik.”

Snelheid
De precieze snelheid kan niet meer worden vastgesteld maar de officier stelt vast dat verdachte sneller heeft gereden dan ter plaatse verantwoord was. De officier: “De verdachte kende de situatie ter plaatse, kende de smalle weg en had zich bewust moeten zijn van de mogelijkheid van medeweggebruikers, ook als die geen verlichting zouden voeren. Het is immers een agrarische omgeving, waar zeker in de zomer lang wordt doorgewerkt. Ook de jeugd is dan nog zeker actief. De snelheid moet dan worden aangepast aan de omstandigheden. Dit is niet gebeurd.”

Telefoongebruik
Het OM vindt de verklaringen van verdachte over zijn telefoongebruik tijdens de rit leugenachtig en niet aannemelijk. Het OM heeft mede op basis van het politieonderzoek de overtuiging dat verdachte vanaf het moment dat hij is gaan rijden voortdurend met zijn telefoon bezig is geweest en handelingen aan die telefoon heeft verricht.

De officier: “Verdachte heeft de verkeersregels overtreden, door zijn telefoon meermalen te gebruiken. Het kan wat mij betreft ook niet anders dan dat de verdachte zijn telefoon heeft vastgehouden. Hij heeft zijn scherm ontgrendeld, apps geopend, films gedownload, doorgestuurd en van commentaar voorzien. Daarmee staat wat het OM betreft vast dat de verdachte schuld heeft aan de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.”

De officier: "Verdachte had moeten opletten. Dit is de belangrijkste regel in het verkeer, zeker voor bestuurders van motorrijtuigen, die uit de aard van de zaak een gevaar voor de omgeving opleveren bij foutief gebruik.”

De officier kijkt voor de strafmaat naar de aard, ernst en omstandigheden van de feiten. “Door schuld van de verdachte heeft het slachtoffer zijn leven verloren, is zijn vrouw weduwe geworden en is er een streep gezet door alle toekomstplannen. Zijn drie kinderen zijn hun vader kwijt en leven in feite vier gezinnen al twee jaar in groot verdriet. Nog dagelijks worden zij geconfronteerd met de verdachte, die zich naar hen gedraagt alsof er niks gebeurd is.” De officier eist acht maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast een rijontzegging voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Vergroot afbeelding alt=""
Beeld: ©Mediatheek Rijksoverheid
Rechtbank in Leeuwarden