Taakstraf en rijontzegging geëist wegens verwijtbaar dodelijk ongeluk
De officier van justitie heeft vandaag 240 uur taakstraf en één jaar onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist tegen een inmiddels 57-jarige man uit Assendelft. De man - een vrachtwagenchauffeur - wordt ervan verdacht op 6 oktober 2016 op de hoek van de Beukenweg en de Eerste Oosterparkstraat in Amsterdam een veertienjarig meisje te hebben overreden ten gevolge waarvan het meisje ter plekke is overleden. De beroepschauffeur stond vandaag voor de rechter op verdenking van dood door schuld in het verkeer.
De vrachtwagenchauffeur en het meisje stonden op 6 oktober 2016 beiden te wachten voor een rood verkeerslicht, de man in zijn vrachtauto, het meisje op haar fiets. Toen het licht op groen sprong sloeg de vrachtwagenchauffeur rechtsaf zonder voorrang te verlenen aan het meisje dat rechtdoor fietste zodra het licht groen gaf. De officier van justitie in zijn requisitoir: “Een fietsster die alles goed doet, die geen enkel verwijt kan worden gemaakt.”
“Bij zorgvuldig kijken en handelen van verdachte had het overlijden voorkomen kunnen en moeten worden”, aldus de officier. Een fietser moet kunnen vertrouwen op het zorgvuldig kijken en handelen van een vrachtwagenchauffeur, aldus de officier. “Iets wat wij allen als verkeersdeelnemers in vergelijkbare gevallen moeten doen. Vertrouwen dat de afslaande vrachtwagen zorgvuldig handelt. Je moet wel, anders kan je niet bewegen in een drukke stad als Amsterdam.”
De verdachte is volgens de officier van justitie ‘aanmerkelijk onoplettend’ en daarmee ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’ geweest. Daardoor heeft hij schuld aan het overlijden van het veertienjarige meisje. De officier komt tot een forse strafeis – het afnemen van het rijbewijs van een beroepschauffeur en de maximale taakstraf - in het besef dat het om een strafbaar feit gaat dat niemand heeft gewild. Maar tegelijk stelt de officier zich op het standpunt dat de verdachte een forse mate van schuld heeft, dat het ongeval bij zorgvuldig kijken en handelen voorkomen had kunnen worden én dat de verdachte niet of nauwelijks oog lijkt te hebben voor zijn schuld en verwijtbaarheid in deze zaak.
Uitspraak 25 september.