Op 2 juni 2012 verklaart het Hof in Den Haag het OM niet-ontvankelijk in de vervolging in de zaak Checkpoint, een grote coffeeshop in Zeeuws-Vlaanderen. De discussie richt zich op de achterdeur-problematiek van de coffeeshops. Dit is relevant voor het onderzoek naar The Grass Company.
Uit het oordeel van het Hof:
Het Hof oordeelt dat de bevoorrading van de coffeeshop, hoewel wettelijk verboden, feitelijk lange tijd door de gemeente en het Openbaar Ministerie is gedoogd. Onder deze omstandigheden mocht Checkpoint erop vertrouwen dat de officier van justitie de belangen van de coffeeshop en zijn medewerkers op een redelijke wijze zou meewegen bij de beslissing om tot vervolging over te gaan. In dat verband is van belang dat het openbaar ministerie, dat samen met de gemeente verantwoordelijk was voor de handhaving van het (lokale) softdrugsbeleid, kennelijk geen afweging heeft gemaakt tussen bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen Checkpoint. Daarmee heeft het openbaar ministerie het gerechtvaardigde vertrouwen van Checkpoint en zijn medewerkers geschonden. Naar het oordeel van het hof heeft het openbaar ministerie dan ook zijn recht tot strafvervolging verspeeld.
Tegen het oordeel van het Hof is vervolgens cassatie ingesteld.
Uitspraak Gerechtshof inzake Checkpoint