Notificatie

In specifieke gevallen kan het Openbaar Ministerie (OM) gebruik maken van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Een voorbeeld hiervan is het afluisteren van de telefoon van een betrokkene. Dit wordt alleen in uitzonderlijke gevallen toegepast en kan gebeuren bij een verdachte, maar ook bij een andere betrokkene.

Het OM is verplicht om de persoon op wiens privacy met de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheden inbreuk is gemaakt, hierover te informeren. Dit heet een notificatieplicht. De notificatieplicht is opgenomen in artikel 126bb van het Wetboek van Strafvordering.

Hoe wordt deze mededeling gedaan?

De mededeling wordt gedaan zodra het belang van het onderzoek dat toelaat. Deze verplichte mededeling moet schriftelijk worden gedaan en wordt vaak per post toegestuurd aan de persoon voor wie deze bedoeld is.

Kan deze mededeling ook permanent achterwege blijven?

De mededeling kan in sommige gevallen achterwege blijven. Bij sommige specifieke bijzondere opsporingsbevoegdheden is mededeling niet wettelijk verplicht. Als de verdachte via het strafdossier op de hoogte is van de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheden, dan is de mededeling ook niet verplicht. Ook kan er sprake zijn van situaties waarin het onmogelijk is om mededeling te doen. Een voorbeeld hiervan is als de betrokkene geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft. Tot slot kunnen er zwaarwegende redenen zijn waarom mededeling achterwege blijft.

Geen recht op verdere informatie

De burger (persoon) die deze mededeling (een notificatiebericht) heeft ontvangen, heeft geen mogelijkheid om verdere informatie te krijgen over het onderzoek. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie dan ook geen vragen kan beantwoorden naar aanleiding van een notificatiebericht. Deze keuze is bewust gemaakt door de wetgever. 

Om welke bijzondere opsporingsbevoegdheden kan het gaan?

De mededeling is verplicht als er sprake is van de inzet van één of meer van de volgende bevoegdheden:

  • Het vorderen, ontsleutelen en bewaren van gegevens:
    Met het vorderen van gegevens wordt het opvragen van informatie bij één of meer personen, instellingen of bedrijven bedoeld. Het gaat bijvoorbeeld om camerabeelden, de inhoud van e-mailverkeer, locatie- en mastgegevens, PUKcodes, rekening- en betalingsgegevens. Het vorderen van gegevens waar de notificatieverplichting betrekking op heeft is geregeld in de artikelen: 126n/u/zh (verkeersgegevens), 126nda (camerabeelden), 126nd/ud/zl (historische inhoudsgegevens), 126ne/ue/zm (toekomstige inhoudsgegevens), 126nf/uf/zn (gevoelige gegevens) en 126ng/ug/zo (identificerende gegevens en inhoudsgegevens, niet zijnde verkeers- en gebruikersgegevens) van het Wetboek van Strafvordering.

    Ontsleutelen van gegevens kan bij of na de vordering van gegevens nodig zijn. Wanneer bepaalde informatie is vergrendeld of versleuteld, kan het Openbaar Ministerie bevelen om deze vergrendeling ongedaan te maken. Dat betekent dat iemand bijvoorbeeld wachtwoord(en) moet opgeven of een vergrendeling moet verwijderen. Het Openbaar Ministerie kan dit vragen van personen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat diegene kennis heeft van de manier van versleuteling. De ontsleuteling van gegevens is geregeld in artikel 126nh, 126uh en 126zp van het Wetboek van Strafvordering.

    Bewaring van gegevens: Opgeslagen informatie kan gewijzigd worden of verloren gaan. Om dit te voorkomen kan informatie voor een bepaalde periode worden bewaard. De gegevens blijven dan beschikbaar voor het onderzoek.  De vordering tot bewaring van gegevens is geregeld in de artikelen 126ni, 126ui en 126zja van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Opnemen van communicatieverkeer:
    Gesprekken kunnen worden afgeluisterd en opgenomen. Deze gesprekken kunnen zijn gevoerd via telefoonnummers, IP-adressen en/of e-mailaccounts. Het opnemen van communicatieverkeer is geregeld in artikel: 126m, 126ma, 126t, 126ta, 126zg en 126zga van het Wetboek van Strafvordering. 
     
  • Opnemen van vertrouwelijke communicatie:
    Personen kunnen worden afgeluisterd met behulp van een microfoon. Deze gesprekken kunnen worden opgenomen. Het opnemen van vertrouwelijke communicatie is geregeld in artikel 126l, 126s en 126zf van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Verkrijgen van iemands telefoonnummer door het gebruik van scanapparatuur:
    Het gebruik van scanapparatuur is geregeld in artikel 126nb, 126ub en 126zj van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Onderzoek in geautomatiseerd werk:
    Onder strikte voorwaarden kan een geautomatiseerd werk op afstand kan worden binnengedrongen en onderzocht. Het onderzoek in een geautomatiseerd werk is geregeld in artikel: 126nba, 126uba en 126zpa van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Pseudokoop of pseudodienstverlening:
    In een strafrechtelijk onderzoek zijn goederen van de betrokkene gekocht of is een dienst aan de betrokkene aangeboden. Deze zogenoemde pseudokoop of pseudodienstverlening is geregeld in artikel: 126i, 126q, 126ij, 126z, 126zd en 126zt van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Stelselmatig inwinnen van informatie:
    Er is in een strafrechtelijk onderzoek veel informatie over de betrokkene verzameld. Dit wordt het stelselmatig inwinnen van informatie genoemd. Dit is geregeld in artikel: 126j, 126qa, 126v, 126zd en 126zt van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Stelmatige observatie:
    Een persoon is enige tijd in de gaten gehouden door één of meer opsporingsambtenaren. Stelselmatige observatie is geregeld in artikel: 126g, 126o en 126zd van het Wetboek van Strafvordering.
     
  • Infiltratie:
    Iemand neemt deel of verleent medewerking aan een crimineel samenwerkingsverband als onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek. Deze bevoegdheid is geregeld in artikel: 126h, 126p, 126w, 126x, 126ze en 126zu van het Wetboek van Strafvordering. De artikelen 126w, 126x en 126zu Sv zien daarbij op burgerinfiltratie.
     
  • Het betreden van een besloten plaats:
    Iemand treedt een ruimte binnen zonder toestemming van betrokkene; bijvoorbeeld om de ruimte te bekijken of om een microfoon te plaatsen. Het betreden van een besloten plaats is geregeld in artikel: 126k, 126r en 126zd van het Wetboek van Strafvordering.