Militaire kamer

In 1991 is de militaire strafrechtspraak geïntegreerd in het commune strafrechtsbestel en zijn de krijgsraden afgeschaft. Aangezien de militaire strafrechtspraak vóór 1991 in belangrijke mate was geconcentreerd in Arnhem werd besloten bij de rechtbank en het gerechtshof in Arnhem militaire kamers te vormen en de berechting door in het militair strafrecht gespecialiseerde rechterlijke ambtenaren plaats te laten vinden.

Om de militaire deskundigheid te waarborgen neemt in de meervoudige militaire kamer ook een militair-jurist plaats. Dit militaire lid behoort niet tot de rechterlijke macht, maar via de Wet militaire strafrechtspraak is wel een aantal rechtspositionele bepalingen voor rechterlijk ambtenaren overeenkomstig op hem van toepassing verklaard. De enkelvoudige kamer van de rechtbank wordt bezet door een rechterlijk ambtenaar en draagt, hoewel hij niet de status van militair heeft, de titel van militaire politie- of kantonrechter.

Vanwege de bij de Wet op de rechterlijke organisatie geregelde concentratie van militaire strafrechtspraak bij de rechtbank en het gerechtshof in Arnhem is krachtens het Wetboek van Strafvordering en de Wet militaire strafrechtspraak arrondissementsparket Oost-Nederland belast met de opsporing en de vervolging van strafbare feiten die door militairen zijn gepleegd.

Vergroot afbeelding
De Militaire Kamer in Arnhem

Bureau verbindingsofficier krijgsmacht

De officieren van justitie hebben geen militaire status. Om de militaire deskundigheid van het Openbaar Ministerie te waarborgen is bij het arrondissementsparket Oost-Nederland een bureau verbindingsofficier krijgsmacht ondergebracht. De militair-juristen die door defensie bij dit bureau zijn gedetacheerd, verrichten hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de Arnhems hoofdofficier van justitie. De opsporingstaak, ofwel de militaire politietaak, wordt uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee. De Koninklijke Marechaussee is een onderdeel van de defensieorganisatie en wordt door defensie beheert, maar het gezag over de uitvoering van de militaire politietaak komt toe aan de officier van justitie.

De militaire kamers – en daardoor ook de officieren van justitie militaire zaken – zijn bevoegd kennis te nemen van alle strafbare feiten die door militairen zijn gepleegd. Het maakt daarbij voor de bevoegdheid geen verschil of het strafbare feit een commuun of militair delict oplevert. Evenmin is van belang of de strafbare feiten zijn gepleegd tijdens diensttijd of in een militaire omgeving. Bovendien strekt hun rechtsgebied zich uit over de gehele wereld zodat door de militaire kamers en de officieren van justitie ook kan worden opgetreden tegen feiten die in het buitenland (bv. Duitsland, Mali etc.) zijn gepleegd.

Uitzonderingen

In de Wet militaire strafrechtspraak is een aantal uitzonderingen geformuleerd op de exclusieve  bevoegdheid van de militaire kamers in Arnhem om militairen te berechten. Deze uitzonderingen hebben dus ook gevolgen voor de bevoegdheid van het arrondissementsparket Oost-Nederland. Niet de enige, maar wel de meest voorkomende uitzondering betreft de situatie waarin een militair een strafbaar feit heeft gepleegd in deelneming met een burger en deze burger ook wordt vervolgd. In dat geval wordt de militair bij voorkeur berecht door de rechtbank die ook bevoegd is om kennis te nemen van de strafzaak tegen de burger.

De militaire kamer is alleen bevoegd om over Nederlandse militairen te oordelen en daarbij geldt de eis dat de verdachte op de pleegdatum de status had van militair. Strafbare feiten gepleegd vóór indiensttreding worden dus niet door de militaire kamer afgehandeld. Ook buitenlandse militairen die in Nederland een strafbaar feit plegen vallen buiten de rechtsmacht van de militaire kamer.

Het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering zijn overeenkomstig op militairen van toepassing. Aanvullende strafrechtelijke en strafvorderlijke bepalingen zijn neergelegd in het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet militaire strafrechtspraak. Deze aanvullingen houden verband met de militaire status van de verdachte. Van het commune strafvorderingsbeleid wordt door het Openbaar Ministerie slechts afgeweken voor zover militaire regelgeving of belangen dit noodzakelijk maken. Zo worden overtredingen van de Opiumwet vanwege het zero tolerance beleid van Defensie ten aanzien van drugs onder geen enkele omstandigheid gedoogd.