Het spreekrecht (6 - 24 september en 8 november 2021)
Het zittingsblok van 6 tot en met 24 september 2021 stond in het teken van het uitoefenen van het spreekrecht door nabestaanden van de slachtoffers van het neerstorten van vlucht MH17. Ook op 8 november deden nabestaanden hun verhaal. Ruim 100 sprekers hebben het woord gevoerd. Deels vanuit de zittingszaal op het Justitieel Complex Schiphol, deels via een live videoverbinding vanuit onder andere Australië, of via een vooraf opgenomen videoboodschap.
Hieronder kunt u de opnames per dag terugkijken.
Dag 1: maandag 6 september
Dag 2: dinsdag 7 september
Dag 3: donderdag 9 september
Dag 4: vrijdag 10 september
Dag 5: maandag 13 september
Dag 5: antwoord OM op vragen rechtbank
Afgelopen zitting heeft uw rechtbank enkele vragen aan het Openbaar Ministerie gesteld. Dezelfde avond heeft de verdediging in de zaak van Pulatov enkele aanvullende vragen gesteld. Deze vragen zien op twee onderwerpen: het lopend onderzoek naar de betrokkenheid van andere personen bij het neerschieten van MH17 en mediaberichten van 8 september jl. over een beweerdelijke Oekraïense veiligheidsoperatie waarbij getracht werd om Russische huurlingen het land uit te lokken.
Lopend onderzoek
Over het lopend onderzoek heeft uw rechtbank gevraagd of de resultaten daarvan in het strafdossier in de zaken van verdachten Girkin, Dubsinkiy, Kharhchenko en Pulatov worden gevoegd. Oftewel: of het lopend onderzoek nog tot stukken heeft geleid die redelijkerwijs van belang zijn voor de door uw rechtbank te nemen beslissingen in die zaken. Dezelfde vraag is ook door de verdediging van Pulatov gesteld (email d.d. 10 september 2021, vragen 6 en 11). In aanvulling daarop heeft de verdediging gevraagd naar de resultaten van dat lopend onderzoek (vragen 3, 7, 10) en de vastlegging daarvan (vragen 4 en 5). Tot slot heeft de verdediging vragen gesteld over de wijze waarop de informatieoproep is gedaan: of het Openbaar Ministerie de rechter-commissaris vooraf heeft geïnformeerd over de informatieoproep die op 2 september is gedaan (vraag 1), waarom daar niet mee is gewacht is totdat de rechter-commissaris de commandant van de 53e Buk-brigade als getuige heeft gehoord (vraag 2), waarom dit op 2 september is gebeurd (vraag 8) en hoe die brief is verspreid (vraag 9).
Wij beginnen met enkele algemene opmerkingen. Zoals wij bij de opening van dit proces hebben gemeld, gaat het onderzoek naar de betrokkenheid van andere personen nog door. Dat onderzoek is gericht op de identiteit van de bemanning van de Buk-TELAR en verantwoordelijken in de bevelslijn.
In dat onderzoek naar andere betrokkenen hebben wij verschillende informatieoproepen gedaan. De laatste oproepen zijn gedaan in november 2019 en vorige week, op 2 september. Die laatste keer hebben wij ons via een brief en twee video’s gericht tot inwoners van Koersk, met een oproep aan direct betrokkenen om informatie te delen. In die brief hebben wij gemeld dat het onderzoek zich in een ver gevorderd stadium bevindt, maar nog steeds gaande is. In onderzoeken met een lengte als deze is een ‘ver gevorderd stadium’ relatief. Het onderzoek loopt inmiddels meer dan zeven jaar en een afronding valt nog niet te verwachten vóór het einde van volgend jaar. Dat heeft alles te maken met de complexiteit ervan. Alles wijst er op dat het bewijs voor de identiteit van leden van de bemanning van de Buk-TELAR en de verdere bevelslijn in de Russische Federatie moet worden gezocht. Van de Russische Federatie krijgen wij geen volledige medewerking. Integendeel: die Staat werkt het onderzoek in verschillende opzichten tegen. Zo hebben de Russische autoriteiten eerder onjuiste informatie verstrekt en zonder verdragsrechtelijke grond geweigerd om antwoord te geven op rechtshulpverzoeken over de Buk-TELAR ‘3X2’ en de 53e Brigade.1 Daarom heeft het JIT zich in zijn recente oproep rechtstreeks tot personen in Koersk1 moeten richten. De brief is per post verstuurd en op de websites van het JIT en het Openbaar Ministerie geplaatst. Zulke stappen maken wij niet lichtvaardig. Dat doen wij pas als het niet anders kan en in een later stadium van het onderzoek. Dit betekent echter nog niet dat het einde van dit onderzoek op korte termijn in zicht is. Dit is en blijft een onderzoek van de lange adem.
Een informatieoproep als deze vraagt de nodige planning en afstemming, ook met derden buiten het JIT. Daarom is uitstel niet eenvoudig. Omdat er sinds 2 april van dit jaar een rechtshulpverzoek van de rechter-commissaris aan de Russische Federatie openstond om de commandant van de 53e Buk-brigade te horen, hebben wij de rechter-commissaris over ons voornemen van de informatieoproep geïnformeerd. Daarbij hebben wij de rechter commissaris in de gelegenheid gesteld om eventuele nadelige gevolgen voor het lopende rechtshulptraject en getuigenverhoor onder onze aandacht te brengen, zodat wij die in onze afwegingen konden betrekken. Uiteindelijk was deze informatieoproep immers onze bevoegdheid en beslissing en niet een van de rechter-commissaris.
Daarbij geldt overigens dat een rechtshulpverzoek van een Nederlandse rechter om op verzoek en ter verdediging van een Russisch staatsburger een getuige te horen, niet op één lijn kan worden gesteld met een informatieoproep van het JIT aan andere personen in het onderzoek naar andere betrokkenen. Ook niet vanuit Russisch perspectief. Dat zijn twee verschillende onderzoekshandelingen, van twee verschillende autoriteiten, in verschillende onderzoeken die verschillende belangenafwegingen meebrengen. De oproep levert geen verdragsrechtelijk geoorloofde grond op tot weigering om uitvoering te geven aan het verzoek van de rechtercommissaris om deze commandant als getuige te laten horen in de zaak van Pulatov.
Deze getuige wordt niet door de informatieoproep beïnvloed. In de oproep wordt weinig anders gezegd dan wat er tijdens de JIT-persconferentie van 2018, de informatieoproepen van juni en november 2019 en tijdens dit proces is gezegd over de mogelijke betrokkenheid van leden van de 53e brigade die onder leiding stond van deze getuige. Dat de getuige als commandant van de brigade een verschoningsrecht heeft, is evident en hebben wij eerder tijdens een regiebijeenkomst van de rechter-commissaris met de verdediging besproken.
Tot zover de informatieoproep. Dan komen wij nu bij de vragen over de resultaten van het lopend onderzoek naar andere betrokkenen. Dat de resultaten van het onderzoek worden vastgelegd en ter kennis komen van het Openbaar Ministerie spreekt voor zich. Dat volgt uit de Nederlandse wet. De vragen van de verdediging op dit punt behoeven geen nader antwoord.
Bij de start van dit proces hebben wij aangegeven dat als het lopend onderzoek ontlastende informatie zou opleveren in de zaken van Girkin, Dubinskiy, Kharchenko en Pulatov, die in elk geval aan het dossier moet en zal worden toegevoegd. Ook hebben wij gezegd dat als het onduidelijk zou zijn of informatie ontlastend is of niet, wij daarbij de standpunten van de verdachten zullen betrekken. Indien zulke nieuwe informatie gebruikt kan worden voor de onderbouwing van aangekondigde verweren van Pulatov, zullen wij die met de raadslieden delen, zodat zij zich over de relevantie van die informatie kunnen uitlaten.2 Sinds deze aankondiging in maart vorig jaar hebben wij geen kennis genomen van informatie die ontlastend is in de zaken van de vier verdachten. Ook hebben wij geen kennis gekregen van informatie die mogelijk gebruikt zou kunnen worden voor de onderbouwing van concrete verweren van Pulatov.
Daarbij vraagt de tenlastelegging in de zaken van Girkin, Dubinskiy, Kharchenko en Pulatov geen bewijs van de identiteit van de bemanning van de Buk-TELAR, de mogelijke verantwoordelijken in de bevelslijn in de Russische Federatie of andere deelnemers. Er is ook geen bewijs nodig van kennis van die identiteit bij verdachten. Weliswaar biedt de tenlastelegging ten aanzien van het medeplegen van de uitlokking de mogelijkheid dat die uitlokking ook in de Russische Federatie is gepleegd,3 maar dat vereist geen bewijs over de identiteit van de personen die daarbij in de Russische Federatie betrokken zijn geweest. Voor het bewijs dat die uitlokking ook vanuit de Russische Federatie is gepleegd is voldoende dat kan worden vastgesteld dat verdachten met één of meer onbekend gebleven personen in de Russische Federatie moeten hebben samengewerkt om de bemanning van de Buk-TELAR ertoe te brengen om een vliegtuig neer te schieten. Ook zonder bewijs voor persoonlijk contact met de bemanning en hun directe superieuren kan dus geconcludeerd worden dat de verdachten strafbaar gehandeld hebben door hun bemoeienis met de Buk-TELAR.
Het is niet ongebruikelijk dat personen strafrechtelijk worden vervolgd in de wetenschap dat andere betrokkenen nog niet zijn geïdentificeerd. Dit gebeurt regelmatig in drugszaken en andere moordonderzoeken. Zouden we dat niet doen, dan zouden de meeste misdrijven met veel betrokkenen nooit voorbij de onderzoeksfase komen en komen we aan strafrechtelijke handhaving niet meer toe.
Het delen van informatie uit het lopende onderzoek kan dit onderzoek schaden. Zoals uw rechtbank eerder heeft overwogen is dat:
“(…) op zich al onwenselijk, maar in het licht van de omstandigheden waaronder het onderzoek moet worden verricht gelet op de aard en de plaats daarvan, en van de tot op heden gebleken noodzaak van het anoniem horen van getuigen en deskundigen, wellicht ook onverantwoord.”4
Wij zijn dus uiterst terughoudend in het delen van informatie uit dit onderzoek naar de bemanning en de bevelslijn. Wat wij wel kunnen zeggen is dat het onderzoek nog geen uitsluitsel heeft kunnen geven over de concrete aanleiding om MH17 neer te schieten. Dat zeiden wij al in juni vorig jaar5en dit is tot op heden niet anders geworden. Het onderzoek naar de algemene werking van een Buk-TELAR heeft wel informatie opgeleverd over de noodzakelijke stappen van het afvuurproces en de (mogelijk) beschikbare instrumenten om een doelwit te identificeren, maar daarmee weten we nog niet hoe de bemanning feitelijk te werk is gegaan. Die informatie over de algemene werking van een Buk-TELAR zit al in het dossier. Waarom de bemanning op dat moment op de knop heeft gedrukt, weten wij dus nog niet. Vanzelfsprekend richt het lopende onderzoek zich ook op die vraag, maar voor het bewijs van de feiten die aan deze vier verdachten ten laste worden gelegd hoeft de concrete aanleiding voor het vuren en de precieze gang van zaken bij het afvuren van de raket niet vastgesteld te worden.
Daarom was en is er geen reden om het lopende onderzoek naar de bemanning van de TELAR en de verantwoordelijken in de bevelslijn in de Russische Federatie af te wachten. Ook dit hebben wij in juni vorig jaar al naar voren gebracht.6 Uitgangspunt is dat er beslist kan worden als de vragen die voor de rechterlijke beoordeling relevant zijn, beantwoord kunnen worden.
Deze door uw rechtbank geformuleerde vragen zijn:
- is vlucht MH17 neergehaald met een BUK-raket?;
- is deze afgeschoten vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskyi?; en
- hebben de verdachten daar op strafrechtelijk verwijtbare wijze aan deelgenomen?
In de zaken van Girkin, Dubinskiy, Kharchenko en Pulatov bevat het dossier meer dan voldoende informatie om deze vragen te beantwoorden.
Kortom: het vervolgonderzoek heeft niet geleid tot stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor enige door uw rechtbank te nemen beslissing in de zaken van de verdachten Girkin, Dubinskiy, Kharchenko of Pulatov. Gelet op de aard van de geplande onderzoeksactiviteiten verwachten wij ook niet dat dit nog vóór uw vonnis zal veranderen. Als dat ongepland anders blijkt, zullen wij uw rechtbank daar vanzelfsprekend over informeren. Zoals wij dat bij de start van dit proces hebben aangekondigd.
Mediaberichten van 8 september
Verder heeft uw rechtbank gevraagd naar mediaberichten van 8 september jl. over een poging tot aanhouding van twee militairen die betrokken zouden zijn bij de lancering van een Buk-raket. Concreet heeft u gevraagd of de informatie in deze mediaberichten van 8 september jl. juist is, of het Openbaar Ministerie bekend is met de juiste informatie en of dit heeft geleid tot informatie en stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor dit strafproces. In aanvulling daarop heeft de verdediging gevraagd of deze actie is verricht door of met medeweten van het JIT (vraag 12), of het Openbaar Ministerie en/of het JIT vóór 8 september 2021 op de hoogte waren van deze actie (vraag 13) en welke informatie het Openbaar Ministerie hierover heeft ontvangen en opgevraagd (vragen 14, 15 en 16).
Soortgelijke berichten zijn al eerder, sinds augustus vorig jaar, verschenen in Russische en Oekraïense media. Volgens die berichten hebben Oekraïense veiligheidsagenten onder dekmantel contact gezocht met huurlingen van de Wagner Group, een Russisch particulier militair bedrijf. Onder het mom van een militaire wervingsactie zouden deze Oekraïense veiligheidsagenten de huurlingen hebben geïnterviewd en naar Wit-Rusland hebben gelokt. Volgens deze mediaberichten zouden twee van de geïnterviewde Russische huurlingen mogelijk betrokken zijn geweest bij het neerhalen van MH17 of daarover mogelijk informatie hebben. Deze veiligheidsoperatie heeft niet geleid tot uitlevering van Russische huurlingen aan Oekraïne.
Wij stellen voorop dat dit geen actie was van het Nederlandse Openbaar Ministerie, de Nederlandse politie of het JIT. Wij kunnen dus ook niet aangeven in hoeverre alle informatie uit de media juist is. Tijdens een persconferentie van afgelopen vrijdag hebben de Oekraïense autoriteiten het bestaan van deze operatie in algemene zin bevestigd.
Naar aanleiding van de mediaberichten van vorig jaar hebben wij natuurlijk wel zelf onderzoek verricht. Daarbij moet worden opgemerkt dat onderzoek naar mogelijke verklaringen die door militaire huurlingen zijn afgelegd tijdens sollicitatiegesprekken met veiligheidsagenten die onder dekmantel werken, grote behoedzaamheid vraagt. Validatie staat voorop en kost tijd. Wat naar aanleiding van mediaberichtgeving als feit wordt opgevat, blijkt na onderzoek nog wel eens anders te liggen.
Wat wij hier wel kunnen zeggen is dat ons onderzoek geen relatie heeft kunnen vaststellen tussen de in de media genoemde personen en de Buk-TELAR waarmee MH17 is neergeschoten. Wij beschikken niet over informatie die hen op 17 juli 2014 op de afvuurlocatie plaatst. In elk geval werpt het onderzoek naar aanleiding van deze mediaberichten geen ander licht op de zaken van Girkin, Dubinskiy, Kharchenko en Pulatov. De mediaberichten en onderzoeksresultaten zijn niet ontlastend en voegen ook niets toe aan de informatie die al in het dossier zit. Zoals wij al eerder zeiden, vraagt de tenlastelegging geen bewijs van de identiteit van andere betrokkenen. Verder bevatten onze onderzoeksresultaten geen aanwijzing dat de betreffende huurlingen zouden kunnen verklaren over de betrokkenheid van één of meer van de verdachten bij het neerschieten van MH17.
Kortom: ook voor deze vraag van uw rechtbank geldt dus dat er geen sprake is van informatie of stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor enige door uw rechtbank te nemen beslissing in de zaken van de verdachten Girkin, Dubinskiy, Kharchenko en Pulatov.
Voetnoten
[1] Zie respectievelijk Standpunt OM voortgang proces van 9 maart 2020, p. 5 en 17 en Toelichting OM, onderzoek naar herkomst Buk-TELAR van 10 juni 2020, p. 32 en 33.
[2] Standpunt OM voortgang proces, 10 maart 2020, p. 17.
[3] Feiten 1 en 2, telkens meer subsidiair: ‘in of in of omstreeks de periode van 8 juni 2014 tot en met 17 juli 2014 in Oekraïne (en de Russische Federatie)’.
[4] Tussenuitspraak 3 juli 2020, p. 19.
[5] Toelichting OM, conclusie, 10 juni 2020, p. 6.
[6] Zie Toelichting OM, Conclusie, 10 juni 2020, p. 8-9.