Europees aanhoudingsbevel (EAB)
Het Europees aanhoudings- of arrestatiebevel (EAB) is een gerechtelijk besluit dat in een lidstaat van de Europese Unie wordt genomen en waarin men een andere lidstaat verzoekt een verdachte van een misdrijf of een veroordeelde uit te leveren. Het doel is de uitlevering van verdachten en veroordeelden binnen de Europese Unie te vergemakkelijken. Jaarlijks worden er door Nederland ongeveer 550 aanhoudingsbevelen uitgestuurd naar de Europese lidstaten.
Een dergelijk bevel kan worden uitgevaardigd indien er sprake is van een veroordeling tot minimaal vier maanden gevangenisstraf waarbij de mogelijkheden tot hoger beroep zijn uitgeput, of wanneer er sprake is van een verdenking van een strafbaar feit waarop meer dan één jaar gevangenisstraf staat. Als voorwaarde geldt dat de strafbare feiten ook strafbaar moeten zijn in de lidstaat die om uitlevering wordt verzocht, de zogenoemde dubbele strafbaarheid. Wanneer het om strafbare feiten gaat waarvoor in de verzoekende lidstaat een maximumstraf van drie jaar of meer bestaat, dan komt deze voorwaarde te vervallen.
Het Europees aanhoudingsbevel werd per 1 januari 2004 van kracht in de landen België, Denemarken, Finland, Ierland, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden. In Nederland ging het bevel op 29 april 2004 in, en in Italië trad het aanhoudingsbevel pas op 22 april 2005 in werking. Een aantal lidstaten moest grondwettelijke wijzigingen doorvoeren voordat de nieuwe wet in werking kon treden, zoals Portugal, Slovenië en Frankrijk. Dit gold ook voor Duitsland, Polen en Cyprus, waar het Europees aanhoudingsbevel pas in 2006 officieel in werking trad. Inmiddels is het Europees aanhoudingsbevel in alle lidstaten van de EU van kracht.