Syrië
Onder invloed van de Arabische Lente kwam in het voorjaar van 2011 de Syrische bevolking in opstand tegen het bewind van president Bashar al-Assad. De protesten werden bloedig neergeslagen en de opstandelingen vormden in het najaar van 2011 het Vrije Syrische Leger, om de opstand gewapend te ondersteunen. Het conflict ontwikkelde zich vanaf 2012 tot een langslepende sektarische burgeroorlog, met militaire steun voor beide partijen vanuit de internationale gemeenschap. Ook zijn gaandeweg terroristische organisaties, zoals Islamitische Staat en Jabhat al-Nusra, bij de strijd betrokken geraakt. Gedurende het conflict zijn zo'n 280 Nederlanders naar Syrië afgereisd.
In Nederland zijn er verschillende zaken geweest betreffende internationale misdrijven gepleegd tijdens de Syrische burgeroorlog; het betrof zaken tegen leden van terroristische organisaties, oppositiestrijders, pro-regime militieleden en Nederlandse uitreizigers.
De zaak tegen Xaviera S.
Gedurende het strafrechtelijke onderzoek werd het wat het Openbaar Ministerie betreft echter duidelijk dat S. meer te verwijten viel dan enkel het aansluiten bij IS. Door te gaan wonen in huizen van Syrische burgers die door IS uit hun huizen waren verjaagd, door daarbij gebruik te maken van de inboedel van de oorspronkelijke bewoners en door die inboedel vervolgens met zich mee te nemen bij volgende verhuizingen, had S. zich volgens het OM immers schuldig gemaakt aan plundering, dat een oorlogsmisdrijf is. De rechtbank Den Haag oordeelde op 26 april 2024 echter dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen was dat de woningen op strafbare wijze waren verkregen en dat S. daar een persoonlijk aandeel in had. De rechtbank sprak S. daarom vrij van het oorlogsmisdrijf plundering.
Voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie, alsmede voor de bedreigingen die zij online had geuit aan het adres van twee Nederlandse journalisten, werd S. wel bestraft. De rechtbank veroordeelde S. tot een gevangenisstraf van 860 dagen. Met het oog op de tijd die S. reeds in Turkije gedetineerd heeft gezeten en gezien de intensieve behandeling die ze heeft ondergaan in Nederland, is een groot deel van de gevangenisstraf (te weten 720 dagen) voorwaardelijk. Voor het bedreigen van de twee journalisten kreeg S., bovenop de gevangenisstraf, nog een werkstraf van 480 uur opgelegd. Vorderingen tot schadevergoeding door deze journalisten werden door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
Vanwege de vrijspraak voor het oorlogsmisdrijf plundering en het niet-ontvankelijk verklaren van de vorderingen tot schadevergoeding is het OM tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gegaan.
Uitspraak:
De zaak tegen Krista van T.
Het Openbaar Ministerie was echter van mening dat Van T. meer te verwijten viel dan dat. Door verschillende woningen te betrekken die door IS waren buitgemaakt op hun tegenstanders – te weten ‘ongelovigen’, Syrische burgers, vermoedelijk gevlucht of gedood – had zij zich schuldig gemaakt aan plundering. Een bijdrage aan de terroristische overheersing door IS, aldus het OM, en een oorlogsmisdrijf bovendien. Daarnaast werd Van T. verweten dat zij haar jonge kinderen heeft meegenomen naar levensgevaarlijk IS-gebied, waar zij veelvuldig werden blootgesteld aan extreem geweld en IS-propaganda. Daarmee bracht – en liet – ze hen in een hulpeloze toestand; ook dat is een strafbaar feit.
Op 26 april 2024 deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak. Voor deelname aan een terroristische organisatie, het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven en het in hulpeloze toestand brengen van haar kinderen veroordeelde de rechtbank Van T. tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk. Van T. werd door de rechtbank vrijgesproken van het oorlogsmisdrijf plundering, omdat volgens de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend was bewezen dat de woningen op strafbare wijze waren verkregen en dat Van T. daar een persoonlijk aandeel in had.
Uitspraak:
De zaak tegen H. al-S.
Na uitvoerig strafrechtelijk onderzoek was er volgens het Openbaar Ministerie overtuigend en wettig bewijs dat de groepering van Al-S. zich op grote schaal schuldig zou hebben gemaakt aan het plunderen van voertuigen langs de snelweg van Aleppo naar Damascus, die door Khan Sheikhoun liep. Een feit waardoor de lokale bevolking, die toch al onder de zware omstandigheden van een langdurige burgeroorlog leefde, zich nooit met een gerust hart de weg op kon begeven. Het maakte de brigade volgens het Openbaar Ministerie tot een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van oorlogsmisdrijven. Voor het lidmaatschap hiervan zou Al-S. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moeten krijgen.
Kort voor het sluiten van het onderzoek ter zitting werd echter duidelijk dat omstandigheden ervoor hadden gezorgd dat van bepaalde onderdelen van het bewijs in het dossier de betrouwbaarheid niet langer kon worden gegarandeerd. De rechter-commissaris adviseerde de rechtbank deze onderdelen dan ook niet langer voor het bewijs te bezigen, waarna het OM zich genoodzaakt zag de rechtbank te vragen over te gaan tot integrale vrijspraak. Op 26 april 2024 sprak de Haagse rechtbank Al-S. uiteindelijk vrij voor alle hem ten laste gelegde feiten.
Uitspraak:
De zaak tegen Mustafa A.
Op basis van een deskundigenrapport over de militie concludeert het OM dat Liwa al-Quds gezien moet worden als een criminele organisatie die het oogmerk heeft om internationale misdrijven te plegen. Daarnaast komen via een NGO-rapport ook verschillende getuigen in beeld die A. persoonlijk koppelen aan de gewelddadige arrestatie van twee burgers, die na overdracht aan de luchtmachtinlichtingendienst in detentie zouden zijn gemarteld. Na uitvoerig onderzoek door het Team Internationale Misdrijven en het Landelijk Parket wordt A. op 24 mei 2022 in Kerkrade aangehouden.
Op 22 januari 2024 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak. Volgens de rechtbank oordeelde dat Liwa al-Quds inderdaad gezien moet worden als criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van de oorlogsmisdrijven lichamelijke geweldspleging en plundering, en van wederrechtelijke vrijheidsberoving als misdrijf tegen de menselijkheid. Verder achtte de rechtbank bewezen dat Mustafa A. binnen de organisatie een leidende rol heeft vervuld. Ook werd bewezen geacht dat A. als medepleger betrokken was geweest bij de arrestatie van één van beide slachtoffers en medeplichtig is geweest aan de marteling en foltering waaraan dit slachtoffer in detentie is blootgesteld. Voor betrokkenheid bij deze feiten ten aanzien van het tweede slachtoffer vond de rechtbank onvoldoende overtuigend bewijs en volgde daarom vrijspraak. De rechtbank veroordeelde A. tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaar.
Door zowel A. als het OM is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Uitspraak:
De zaak tegen Ahmad al-K.
De verdenking rijst dat het bataljon van Al-K. verantwoordelijk is voor dit oorlogsmisdrijf. Op 21 mei 2019 wordt Al-K. daarom aangehouden in zijn woonplaats Kapelle, op verdenking van lidmaatschap van een terroristische organisatie en het plegen van een moord als oorlogsmisdrijf. Later in het onderzoek duikt een nieuw filmpje van de executie op. Omdat dit filmpje vanuit een andere hoek is gefilmd, is Ahmad Al-K. duidelijk zichtbaar in beeld. Te zien is hoe hij een leidende rol heeft bij de executie en zijn revolver meerdere malen op het slachtoffer afvuurt.
Op 16 juli 2021 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak. Volgens de rechtbank is vast komen te staan dat Ahmad Al-K. strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de executie van de gevangengenomen Syrische militair, een oorlogsmisdrijf. De rechtbank heeft het bewijs echter onvoldoende geacht om vast te kunnen stellen dat de groepering van Al-K. gelieerd was aan Jabhat al-Nusra, en heeft hem daarom vrijgesproken voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie. Voor het oorlogsmisdrijf heeft de rechtbank Al-K. een gevangenisstraf van 20 jaar opgelegd. Zowel Al-K. als het OM zijn tegen het vonnis in beroep gegaan.
Op 14 november 2023 deed het Gerechtshof Den Haag uitspraak in het hoger beroep. Hoewel het Hof de vrijspraak voor lidmaatschap aan Jabhat al-Nusra bevestigde, was het wel van oordeel dat het bataljon van verdachte, waarbinnen hij een leidinggevende rol bekleedde, als terroristische organisatie gezien moet worden. Om die reden verhoogde het Hof de gevangenisstraf van Al-K. tot 23 jaar en 6 maanden.
Uitspraak:
De zaak tegen Yousra L.
Op 29 juni 2021 deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak; het werd een unieke uitspraak. Zo was de rechtbank van oordeel dat Yousra L. door het verspreiden van de vernederende beelden, voorzien van haar eigen vernederende commentaar, schuldig was aan een oorlogsmisdrijf. Het is voor het eerst dat iemand is veroordeeld voor een oorlogsmisdrijf gepleegd vanuit Nederland. Daarnaast stelde de rechtbank lidmaatschap van IS vast; voor het eerste werd echter ook vastgesteld dat IS niet alleen een terroristische organisatie is, maar ook een criminele organisatie, gericht op het plegen van oorlogsmisdrijven. De rechtbank Den Haag legde Yousra L. op 29 juni voor het plegen van deze feiten een gevangenisstraf op van 6 jaar en tbs met dwangverpleging. L. is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan.
Uitspraak:
De zaak tegen Ahmad al-Y.
Verder is in het filmpje te zien hoe Al-Y., zelf gewapend met een machinegeweer, zingend de dood van de overledenen viert en naar hen verwijst als ‘honden’. Gepleegd in de context van het gewapende conflict in Syrië leveren deze handelingen een oorlogsmisdrijf op. Ahmad al-Y. werd op 22 oktober 2019 door de politie aangehouden. Tijdens het verdere onderzoek werd online nog een tweede filmpje aangetroffen, waarin Al-Y. poseert naast een gevangengenomen tegenstander, en hem samen met andere gewapende mannen voor het oog van de camera ondervraagt.
Op 21 april 2021 deed de Rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak tegen Al-Y. De rechtbank heeft hem schuldig bevonden aan lidmaatschap van een terroristische organisatie en aan het plegen van een oorlogsmisdrijf. Door zijn voet op een lijk te zetten, naar een ander lijk te schoppen en zingend hun dood te vieren, en daarbij de overledenen ‘honden’ te noemen, is hij schuldig aan aanranding van de persoonlijke waardigheid van deze overleden personen. Het filmpje van de ondervraging van de gevangengenomen tegenstander achtte de rechtbank weliswaar vernederend en onterend, maar niet zodanig dat het aanranding van de persoonlijke waardigheid oplevert; voor dit feit is Al-Y. dan ook vrijgesproken. De rechtbank heeft Al-Y. in totaal een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd. In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Den Haag op 6 december 2022 echter dat de handelingen van Al-Y. geen aanranding van de persoonlijke waardigheid in de zin van artikel 6, lid 1, sub c Wet Internationale Misdrijven opleveren. Al-Y. werd om die reden vrijgesproken van de ten laste gelegde internationale misdrijven, en zijn gevangenisstraf werd verlaagd tot 5 jaar en 4 maanden. Het OM heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
Uitspraken:
De zaak tegen Oussama A.
Op gegeven moment circuleert er op sociale media een foto van A. waarop hij lachend naast het gekruisigde lichaam van een door IS geëxecuteerde man staat. De foto is door A. op Facebook geplaatst. Daarmee wordt A. naast het lidmaatschap van een terroristische organisatie ook verdacht van het plegen van een oorlogsmisdrijf. Door lachend te poseren naast de gekruisigde overledene en deze foto vervolgens te verspreiden heeft A. zich namelijk schuldig gemaakt aan de aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling, van een beschermd persoon. Deze flagrante en ernstige schendingen van de menselijke waardigheid worden verboden in gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève (in Nederland geïmplementeerd in artikel 6 lid 1 sub c van de Wet Internationale Misdrijven).
Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag A. schuldig bevonden aan lidmaatschap van een terroristische organisatie, voorbereidingshandelingen voor het plegen van terroristische misdrijven, én het oorlogsmisdrijf van aanranding van de persoonlijke waardigheid. Daarvoor is A. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7,5 jaar, waarvan 2,5 jaar voor het oorlogsmisdrijf. Op 26 januari 2021 deed het Gerechtshof Den Haag uitspraak in het hoger beroep in deze zaak; daarin volgde het Hof de Rechtbank voor wat betreft de 2,5 jaar gevangenisstraf voor het oorlogsmisdrijf. De totale gevangenisstraf verlaagde het Hof met een half jaar naar 7 jaar. A. is tegen de uitspraak van het Hof in cassatie gegaan.