Dit verzoek werd getoetst door de Rechtbank in Leeuwarden. Er werd geconcludeerd dat de uitlevering ontoelaatbaar was aangezien het uitleveringsverzoek niet alle benodigde stukken bevatte. Daarbij werd geoordeeld Š. veroordeeld was voor daden die niet strafbaar zijn in Nederland. Op 12 november 2008 werd er een nieuw uitleveringsverzoek ingediend door de Kroatische autoriteiten. Ook dit verzoek werd op 22 april 2009 afgewezen door de Rechtbank in Leeuwarden aangezien de omstandigheden niet gewijzigd waren. Daarbij was het volgens de rechtbank niet toegelaten om een afgesloten zaak opnieuw te starten in plaats van in beroep te gaan. De Hoge Raad concludeerde op 25 oktober 2011 echter anders, aangezien de omstandigheden wel veranderd waren. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. Op 28 februari 2012 is de zaak tegen Š. weer op zitting gekomen bij de Hoge Raad, waarna deze op 29 mei 2012 de uitlevering aan Kroatië toelaatbaar verklaarde.
Uitspraken:
Rechtbank Leeuwarden, 3 september 2008
Hoge Raad, 25 oktober 2011
Hoge Raad, 29 mei 2012