Op 14 november 2014 heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de uitlevering toelaatbaar is. De rechtbank heeft daarbij onder meer geoordeeld dat niet is gebleken dat uitlevering wordt gevraagd voor de vervolging van een politiek delict. D. heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep bij uitspraak van 9 juni 2015 verworpen.
Per beschikking van 3 september 2015 heeft de Minister de uitlevering van D. aan Georgië toegestaan. Daartegen heeft D. een kort geding aangespannen. De eis in kort geding werd in november 2015 door de voorzieningenrechter verworpen omdat er geen sprake was van nieuwe feiten, omstandigheden of bewijsmiddelen. Tegen de uitspraak door de voorzieningenrechter heeft D. hoger beroep ingesteld bij het Hof Den Haag, welk beroep op 15 maart 2016 is verworpen. D. is op 20 maart 2016 aan Georgië uitgeleverd.
Uitspraken:
Rechtbank Den Haag, 14 november 2014
Hoge Raad, 9 juni 2015
Rechtbank Den Haag, 18 november 2015