Advies Onderzoeksraad Integriteit Overheid gepubliceerd
Vandaag heeft de Onderzoeksraad Integriteit Overheid zijn rapport gepubliceerd over het onderzoek dat is verricht naar mogelijke misstanden bij het parket Limburg. De Raad begon in april vorig jaar zijn onderzoek nadat het van twee medewerkers van het parket een melding had ontvangen. Het College van procureurs-generaal heeft namens het Openbaar Ministerie gereageerd op het advies dat de Onderzoeksraad in zijn rapport geeft. Die luidt als volgt:
Geachte voorzitter en leden van de Onderzoeksraad,
Met uw brief van 29 april 2016 heeft u het College ervan op de hoogte gesteld dat uw Onderzoeksraad twee meldingen had ontvangen over het bestaan van mogelijk drie misstanden bij het arrondissementsparket (AP) Limburg.
Het onderzoek dat u naar aanleiding van deze meldingen heeft verricht, is inmiddels afgerond. Op 2 januari jl. heeft u uw advies vastgesteld en toegezonden. Het College is u erkentelijk voor uw advies, waarin u een aantal waardevolle constateringen doet en een aanbeveling meegeeft.
Hieronder treft u de reactie van het College op de hoofdconclusies en aanbeveling.
Eerste onderzoeksvraag
De constatering van de Onderzoeksraad dat niet is gebleken van enige (schijn van) financiële belangenverstrengeling bij het organiseren van de nieuwjaarsbijeenkomsten van het parket in de jaren 2013-2016, achten wij juist en nemen wij over.
Tweede onderzoeksvraag
Het College onderschrijft uw conclusie dat de directeur Bedrijfsvoering de reflectie van [naam melder I] (op de organisatie van de nieuwjaarsbijeenkomst in januari 2016) op goede gronden niet heeft aangemerkt als melding van een vermoede misstand. Met name om de reden die ik hieronder zal noemen sluit het College graag aan bij de vaststelling dat de rechtspositionele maatregelen die ten aanzien van [naam melder I] zijn genomen hun grondslag vinden in omstandigheden die los staan van bedoelde reflectie.
Betrouwbaarheid en integriteit zijn onmisbare ingrediënten voor een goed functionerende overheid. Misstanden doen daaraan afbreuk en moeten dan ook worden voorkomen, en in voorkomend geval worden beëindigd. Daarom moeten werknemers bij de overheid vermoedens van misstanden intern bij overheidsorganisaties kunnen melden.1 En dat moeten zij kunnen doen zonder dat zij daarvan nadelen ondervinden. Dat geldt vanzelfsprekend en onverkort ook binnen het OM. In de wetenschap dat deze reactie ook door collega’s zal worden gelezen, hecht ik er daarom aan te benadrukken dat het OM een volwassen interne meldprocedure kent, die zowel betrekking heeft op misstanden als op andere integriteitsschendingen. Uitgangspunt van de meldingsprocedure is dat de medewerker zijn of haar vermoeden meldt bij de direct leidinggevende, bij een hogere leidinggevende of bij een vertrouwenspersoon integriteit (VPI), en in voorkomende gevallen rechtstreeks bij het College. Daarnaast kan informatie worden ingewonnen bij het Bureau Integriteit Openbaar Ministerie (BIOM). De meldprocedure van het OM heeft – met enkele actualiseringen naar aanleiding van de Wet Huis voor klokkenluiders en de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie2 alsmede in verband met de wens meer uniformiteit tussen bestaande procedures binnen VenJ te bevorderen –mede model gestaan voor een V&J-brede model-meldprocedure. Deze meldprocedure zal binnenkort aan de departementale medezeggenschap worden voorgelegd. Nadat de vaststelling een feit is, zal het OM daar uiteraard via ZoOM (het intranet van het OM) aandacht aan besteden.
Derde onderzoeksvraag
De Onderzoeksraad concludeert dat niet is gebleken van een algemeen bestaande angst- en afrekencultuur in de gehele breedte van de organisatie. Wel heeft u gezien dat er bij een deel van de geïnterviewde medewerkers in meer of mindere mate sprake is van gevoelens van arbeidsonrust en (sociale) onveiligheid heersen. De Onderzoeksraad adviseert om op korte termijn maatregelen te nemen die gericht zijn op het wegnemen van deze gevoelens.
Het College heeft uw rapport besproken met de parketleiding en, onafhankelijk, met de Ondernemingsraad. Zij delen uw conclusie dat er geen sprake is van een algemeen bestaande angst- en afrekencultuur en herkennen zich ook in uw constatering dat een deel van de medewerkers wel aspecten van een dergelijke cultuur ervaart; de signalen en sentimenten die u in het rapport beschrijft zijn al langer bekend en frequent onderwerp van gesprek geweest binnen overlegvergaderingen tussen de parketleiding en de OR en in de zogenoemde 'ruitgesprekken' die het College voert met de parketleiding en waarbij ook gesproken wordt met de Ondernemingsraad.
Vanuit een gedeeld urgentiebesef is dan ook niet gewacht tot na het moment waarop uw Onderzoeksraad zijn onderzoek zou afronden. In de zomer van 2016, kort nadat u de laatste interviews had afgenomen, is tussen parketleiding en de Ondernemingsraad bijvoorbeeld al verkennend gesproken over het afnemen van een medewerkers tevredenheid onderzoek (MTO). Met de uitkomst van uw rapport in de hand, zal dat gesprek worden voortgezet. Daarnaast is gekeken naar de 'span of control' van de leidinggevenden3 en zijn er concrete afspraken gemaakt over invulling van de bestaande coaching van het MT (vgl. p. 10), waarbij goede nota zal worden genomen van de bemerkingen die door uw raad zijn gedaan. Bovendien zijn initiatieven ontplooid zoals een parketbrede dag, met als thema ‘Samen Sterk in het Werk’, en zijn er workshops georganiseerd die in het teken stonden van ‘verbinding en dialoog’ en ‘verandering’. Beiden initiatieven krijgen een vervolg in 2017. Ook is er een bijeenkomst belegd waarin – vanuit het Parket-Generaal – nadere uitleg is gegeven over de meest recente ontwikkelingen rondom de functie van parketsecretaris.
Bovenstaande is uiteraard niet volledig4 en bevat evenmin een ‘eindsituatie’. Er is dan ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat er sprake zal zijn van het negeren van of repressief optreden tegen gevoelens van onvrede. Nu het rapport bekend is, is het voor parketleiding en Ondernemingsraad mogelijk om nog gerichter het gesprek te voeren over wat er nodig en mogelijk is om de negatieve sentimenten om te buigen en maximaal te kunnen profiteren van de gedrevenheid die (gelukkig ook volgens uw Onderzoeksraad) breed aanwezig is bij de medewerkers van het AP Limburg. De parketleiding en de Ondernemingsraad zullen dat doen vanuit een gezamenlijke agenda.
Waar nodig zal het College het parket daarin extra faciliteren. Het College zal de voortgang monitoren en o.a. bespreken tijdens de meergenoemde ruitgesprekken.
Kortom, er wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat het goed functioneren van het parket Limburg gewaarborgd blijft.
Meer algemeen
Het College acht het verstandig dat u zich niet uitspreekt over de rechtspositionele geschillen waarin de beide melders onafhankelijk van elkaar zijn verwikkeld. Terecht wijst u erop dat zij gebruik kunnen maken van reguliere rechtsmiddelen, zoals het indien van een bezwaarschrift en het instellen van beroep. In lijn daarmee zullen wij verder niet inhoudelijk reageren, anders dan op te merken dat bij de nadere uitwerking van de aanbeveling rekenschap zal worden gegeven van uw meer algemene opmerking dat voorspelbare en evenredige maatregelen bijdragen aan een veilige werkomgeving.
Tot slot noem ik u nog dat de organisatie met beide melders in gesprek is over de situatie, met de intentie om in goed en gezamenlijk overleg een oplossing te bereiken.
Conclusie
Het OM onderschrijft de hoofdconclusies uit uw onderzoek. Zoals uit het vorenstaande blijkt neemt het OM uw aanbeveling om maatregelen te treffen ter harte, waarmee de parketleiding in nauwe samenspraak met de Ondernemingsraad van het parket, en met steun van het College, de komende periode graag verder aan de slag gaat.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Het College van procureurs-generaal,
H.J. Bolhaar
____________________________________
1
Deze tekst is ontleend aan de toelichting bij het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie. Vanuit deze overtuiging heeft het OM gehandeld als ware dat Besluit mede van toepassing op rechterlijk ambtenaren.
2
Besluit van 21 december 2016, staatsblad 2016, 542
3
In dat kader is een extra teamleider geworven
4
Er waren bovendien al initiatieven genomen en activiteiten gaande voordat het onderzoek startte.