Celstraffen en werkstraf geëist na oplichting scheepsbouwer uit Zwolle
Het Openbaar Ministerie (OM) Oost-Nederland heeft celstraffen van respectievelijk 15 en 8 maanden geëist tegen een 67-jarige man uit Assen en een 33-jarige man uit Heerenveen. Een 61-jarige man uit Burgum hoorde 240 uur werkstraf tegen zich eisen. De mannen worden verdacht van oplichting van een scheepsbouwer uit Zwolle. Centraal in de zaak staat een geldbedrag van bijna zes ton.
De scheepsbouwer komt in 2013 in contact met verdachten vanwege een plan om een scheepswerf over te nemen. De 67-jarige en de 33-jarige man geven aan de financiering voor die overname te kunnen verzorgen, omdat zij bezig zijn om een veel grotere lening af te sluiten bij een buitenlandse partij. Uit die lening willen zij de financiering voor de scheepsbouwer verstrekken. Om die financiering rond te krijgen, betaalt de scheepsbouwer in maart 2013 in eerste instantie 400.000 euro aan de twee verdachten.
Volgens de officier is vervolgens een groot deel van de vier ton contant gemaakt, om dit contante bedrag te kunnen overhandigen aan de buitenlandse partij. Vermoedelijk verkeren verdachten in de veronderstelling op deze manier de miljoenenlening bij die partij te kunnen verkrijgen. Maar deze deal loopt niet goed af en verdachten raken eind maart aan de buitenlandse partij een bedrag van 227.950 euro kwijt. Bij gebrek aan bewijs gaat het OM er vanuit dat verdachten tot op dit moment te goeder trouw hebben gehandeld.
Desondanks kiezen verdachten op dat moment er niet voor om open kaart te spelen tegenover de scheepsbouwer. “Integendeel, in de wetenschap dat het wel eens foute boel zou kunnen zijn, is de 33-jarige verdachte doorgegaan met het contant maken van het van de scheepsbouwer ontvangen geld”, zegt de officier op zitting. Van de vier ton is het overgrote deel alsnog contant gemaakt. Het is niet bekend wat er met dit resterende deel – 172.050 euro – is gebeurd, stelt de officier van justitie.
De scheepsbouwer weet ondertussen van niets en maakt in april opnieuw geld over op verzoek van de 67-jarige verdachte, die vraagt om een aanvullende aanbetaling van 178.000 euro. Dat geldbedrag komt terecht op een rekening van de 61-jarige verdachte. Ook dat geld wordt contant gemaakt en ook hier is niet duidelijk geworden waar het geld gebleven is: 21.000 euro is overgemaakt naar andere rekeningen van de 61-jarige verdachte. De rest, een bedrag van 159.000 euro, is volgens de officier verdwenen.
Volgens het OM kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de 67-jarige en de 33-jarige verdachte zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering en het witwassen van 172.050 euro; het deel van de vier ton dat na de mislukte deal nog in bezit was van verdachten.
De 67-jarige man heeft zich volgens de officier daarnaast schuldig gemaakt aan zowel oplichting van de scheepsbouwer - door haar te bewegen tot de tweede betaling van 178.000 euro, terwijl hij wist dat er van een financiering geen sprake meer ging zijn - als het medeplegen van het witwassen daarvan. De 61-jarige man is volgens de officier schuldig aan ditzelfde witwassen. Tot slot acht de officier wettig en overtuigend bewezen dat de 67-jarige man een vervalste brief heeft gebruikt om bij de scheepsbouwer de schijn op te houden dat de financiering verstrekt zou gaan worden.