Tot 15 maanden cel geëist voor faillissementsfraude zwembaden

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vandaag voor de rechtbank in Zwolle tot 15 maanden cel geëist tegen twee verdachten. Hoofdverdachte V. wordt faillissementsfraude bij twee zwemcentra verweten. Hij zou opzettelijk geld aan de boedel hebben onttrokken en geen deugdelijke administratie hebben gevoerd. Medeverdachte Van D. wordt het onttrekken van geld aan de boedel verweten.

Hoofdverdachte V. was eigenaar van een zwemcentrum in Dalfsen en richtten in 2013 een zwemcentrum in Alkmaar en Mechelen op. In hetzelfde jaar verkocht hij de zwemcentra in Dalfsen en Alkmaar. Kort daarna gingen beide zwemcentra failliet.

Verdachte V. bleek in de maanden vlak voor de verkoop zo veel mogelijk zwemlespakketten bij vooruitbetaling  te hebben verkocht. Deels waren de lespakketten contant afgerekend, daar bleek geen administratie van bijgehouden. Ouders die de zwemlespakketten in Alkmaar per bank wilden betalen, moesten de rekening  overmaken op een bankrekening van het zwemcentrum in Dalfsen. Voor lessen in Dalfsen werd door ouders geld naar het zwemcentrum Mechelen overgemaakt. Na de overdracht van beide zwemcentra werd duidelijk dat V. zich alle vooruitbetaalde lesgelden had toegeëigend. Het gaat in totaal om 178 benadeelde ouders van 264 kinderen in Alkmaar en 483 ouders van 608 kinderen in Dalfsen. De officier van justitie is van mening dat V. doelbewust de zwemcentra in Alkmaar en Dalfsen heeft leeg getrokken in de maanden voor de overdracht.

Medeverdachte Van D., koper van het zwemcentrum in Alkmaar, heeft volgens de officier meer dan 15.000 euro aan de boedel onttrokken terwijl hem al duidelijk moet zijn geweest dat hij een kat in de zak had gekocht. Om dit te camoufleren in de administratie heeft hij een valse geldleningsovereenkomst opgemaakt.

Strafmaat

Mede gezien de houding van verdachte V. gedurende het onderzoek vindt de officier een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk en met aftrek van voorarrest  op zijn plaats. Daarnaast eist zij een bestuursverbod voor de duur van 3 jaar evenals het opleggen van de schademaatregel voor alle ouders.

Voor verdachte Van D. eist zij een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het schadebedrag en de ernst van de feiten laat zij hierbij meewegen.

De rechtbank doet op 11 april 2019 uitspraak.