OM eist tot vijf jaar cel tegen tien verdachten in grote Noord-Hollandse oplichtingszaak
Het Openbaar Ministerie heeft in hoger beroep gevangenisstraffen tot vijf jaar geëist tegen tien mannen uit Noord-Holland. Zij worden met name verdacht van faillissementsfraude, flessentrekkerij en heling. Daarbij wordt onder meer aan de twee hoofdverdachten ook leiderschap aan een criminele organisatie ten laste gelegd. Slachtoffers van het handelen van verdachten zijn voor meer dan twee miljoen euro benadeeld.
De rechtbank in Amsterdam veroordeelde verdachten in 2016 al tot gevangenisstraffen tot vijf jaar. Verdachten gingen in hoger beroep.
Opvallend aantal faillissementen
Vooral in de tweede helft van 2013 en het jaar 2014 is er een opvallend aantal faillissementen. Naar later bleek spelen verdachten daarin een rol. Ondernemingen, veelal al in slechte doen, worden voor een habbekrats opgekocht. Nieuwe ondernemingen worden van de grond getild. Die dienden als vehikel voor de flessentrekkerij. Er worden voor enorme bedragen aankopen gedaan die dan vervolgens niet worden betaald. De aankopen werden doorverkocht, onder meer grote partijen vlees. Faillissementen waren het onvermijdelijk gevolg van deze flessentrekkerij.
Doortrapt
“De vier hoofdverdachten hebben samen met de andere verdachten grote schade toegebracht aan tientallen ondernemers. Een doortrapte manier van werken voert in dit dossier de boventoon”, aldus de officier van justitie in hoger beroep, de advocaat-generaal (AG). “Deze zaak is een voorbeeld van het misbruiken van vertrouwen bij leveranciers. De door hen geleverde goederen werden na aflevering niet of onvolledig betaald. Het ging er bij alle verdachten om er financieel beter van te worden.”
Drie fasen
In deze omvangrijke en complexe zaak ziet de AG een vaste handelwijze van verdachten. Het omvat drie fasen. In de eerste fase is alles voorbereid. Er wordt bijvoorbeeld een bedrijf opgericht met valse stukken en ruimten gehuurd. In de tweede fase is alles uitgevoerd. Goederen worden ingekocht en doorverkocht zonder betaling.
De derde fase omschrijft de AG als de ploffase. “De schulden zijn onbeheersbaar geworden. Hierna wordt de onderneming in zekere zin onzichtbaar gemaakt en beëindigd. De ondernemer huurt een katvanger in, die niet aanspreekbaar is voor leveranciers of curator in geval van faillissement. In die fase wordt de doorstap naar weer een nieuwe onderneming gemaakt, waarmee het misbruik verder gaat.”
Geen vriendengroep
De AG stelt dat de verdachten geen vriendengroep waren. Er zijn volgens hem in deze zaak aanwijzingen dat één van de hoofdverdachten bedreigingen niet schuwde. Dit om zichzelf af te schermen om zaken gedaan te krijgen. “Hij stuurde dwingend medeverdachten aan. Een aantal verdachten vervulde onmisbare rollen in de logistiek van de criminele organisatie bijvoorbeeld als chauffeur, inkoper of websitebouwer. Een organisatie als deze kan niet zonder katvangers en afnemers. Die werden ook gevonden.”