Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet (2015R030)

Categorie
  • strafvordering
Rechtskarakter

aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Van College van Procureurs-Generaal
Aan Hoofden van de OM-onderdelen
Registratienummer 2015R030
Datum inwerkingtreding 1 maart 2015
Publicatie in Staatscourant 2015, 4396
Vervallen Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet (2012R019)
Relevante beleidsregels Aanwijzing handhaving winkeltijdenwet (2012A017)
Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen (2019A003)
Wetsbepalingen

Winkeltijdenwet d.d. 21 maart 1996, Stb. 1996, 182

Bijlagen -

Beschrijving

Deze richtlijn voor strafvordering ziet op overtredingen van de artt. 2, 3, derde lid, 6, tweede lid en 8, tweede lid van de Winkeltijdenwet. Dit zijn economische delicten op grond van artikel 1 onder 4° Wet op de economische delicten (Wed). Deze worden in art. 2 lid 4 Wed als overtreding gekwalificeerd.

Bij overtreding van de Winkeltijdenwet is een financiële sanctie passend. Voor de ter onderscheiden situaties gelden de volgende uitgangspunten.

TABEL

uitgangspunt

recidive (+ 50%)

Niet structurele ongeoorloofde openstelling

door individuele ondernemingen (geen filiaalbedrijven)

GB € 650

GB € 950

Structurele ongeoorloofde openstelling

door individuele ondernemingen (geen filiaalbedrijven)

GB € 1200

GB € 1800

Ongeoorloofde openstelling

door ondernemingen die deel uitmaken van een concern

GB € 6000

GB € 9000

Recidive

Bij recidive dient de geldboete met 50% te worden verhoogd.

Hoorplicht

Een strafbeschikking houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel, die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2000 (en als de verdachte een rechtspersoon is € 10.000), wordt slechts uitgevaardigd indien de verdachte, bijgestaan door een raadsman, daaraan voorafgaand is gehoord door de officier van justitie die de strafbeschikking uitvaardigt (artikel 257c lid 2 Wetboek van Strafvordering en art 36, lid 2 Wed).

Eis ter zitting

Indien een aangeboden transactie niet is betaald, wordt het aangeboden bedrag, verhoogd met 20% gevorderd. Bij het aanbrengen van de zaak op zitting na een eerder opgelegde strafbeschikking is het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde straf. Als er redenen zijn om aan te nemen dat het verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan een tot maximaal 20% hogere straf worden gevorderd. Dat kan aan de orde zijn wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, danwel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert.

Indien rauwelijks is gedagvaard, dienen de omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gegeven in de eis te worden verdisconteerd.

Ontneming

Indien de omstandigheden van het delict daartoe aanleiding geven dient tevens gedacht te worden aan toepassing van art. 74, lid 2, sub d Wetboek van Strafrecht (transactie onder voorwaarde van ontneming), art. 257a, lid 3, aanhef en onder c Wetboek van Strafvordering (aanwijzing tot ontneming bij strafbeschikking), art. 511c Wetboek van Strafvordering (schikking) en art. 36e Wetboek van Strafrecht (ontnemingsvordering).