Richtlijn voor strafvordering onwettig verblijf (2015R036)

Categorie
  • strafvordering
Rechtskarakter

aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Van College van procureurs-generaal
Aan Hoofden van de OM-onderdelen
Registratienummer 2015R036
Datum inwerkingtreding 1 maart 2015
Publicatie in Staatscourant 2015, 4407
Relevante beleidsregels

Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen (2019A003)

Wetsbepalingen

art. 197 Wetboek van Strafrecht (Sr)

Bijlagen -

Beschrijving

Deze richtlijn heeft betrekking op het als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod (als bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, een zogenaamd zwaar inreisverbod) is uitgevaardigd.

Consequente strafrechtelijke handhaving moet leiden tot een grotere kans dat de verdachte het land uit eigen beweging verlaat, dan wel niet terugkeert naar ons land.  Deze richtlijn kent een eigen recidiveregeling.

Basiscasus/delict

Ongewenst verklaarde vreemdeling of vreemdeling met (zwaar) reisverbod

Uitgangspunt*

First offender

Eis 2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf

1 x recidive

Eis 3 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf

2 x recidive

Eis 4 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf

3 x recidive

Eis 5 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf

4 x recidive of meer

Eis 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf (wettelijk maximum)

Bijzonderheden

- Gezien de ernst van het delict wordt in beginsel in alle gevallen gedagvaard.

- In beginsel dient de verdachte –indien mogelijk- te worden voorgeleid.

- De status van vreemdeling is een contra-indicatie voor het opleggen van een taakstraf.

* De onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt telkens met een maand verhoogd voor elke keer dat de verdachte in een periode van vijf jaar voorafgaande aan de terechtzitting eerder veroordeeld is geweest wegens artikel 197 Sr. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat de verhoging slechts zal worden toegepast indien er na de eerdere veroordeling(en) een redelijke periode is verstreken die de verdachte in staat heeft gesteld actie te ondernemen teneinde zijn/haar verblijf in Nederland te beëindigen. Als redelijke periode kan worden aangenomen een periode van 10 dagen.