Instructie voertuigafmetingen (2021I003)
Publicatiegegevens
Van: | College van procureurs-generaal |
---|---|
Aan: |
Hoofden van de OM-onderdelen, Korpschef van de Politie |
Registratienummer: | 2021I003 |
Datum inwerkingtreding: | 01-11-2021 |
Vervallen: |
Instructie voertuigafmetingen (2017I007) |
Relevante beleidsregels: |
Richtlijn voor strafvordering Wet wegvervoer goederen (2018R020); |
Wetsbepalingen: | Art. 5.*.6 [1], 5.* 49, art. 5.18.11 t/m 5.18.30
[1] Het *-symbool heeft betrekking op de afdelingen 2 t/m 17 van de Regeling voertuigen. Als bijvoorbeeld de overtreding wordt gepleegd met een personenauto, dan is afdeling 2 van toepassing en is sprake van overtreding van artikel 5.2.6 van de Regeling Voertuigen. |
SAMENVATTING
In deze instructie wordt aangegeven wanneer opsporingsambtenaren proces-verbaal moeten opmaken en in beginsel een maatregel moeten opleggen in het geval de maximaal toegestane voertuigafmetingen van zowel beladen als onbeladen voertuigen of samenstellen daarvan worden overschreden.
OPSPORING
Bij het bepalen van voertuigafmetingen moet rekening worden gehouden met het bepaalde in de artikelen 5.1a.,1 5.1a.2 RV en 5.1b.3.. Zo is in artikel 5.1a.1 RV bepaald dat bij de vaststelling van de afmetingen van motorvoertuigen en samenstellen daarvan, met uitzondering de in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 1, paragraaf 1 aangewezen voertuigdelen en onderdelen buiten beschouwing moeten worden gelaten. Dit geldt niet voor landbouw- of bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuigen. Voor het meten van voertuigafmetingen, wielbasis en spoorbreedte wordt in artikel 5.1b.3, zesde lid, RV bepaald dat een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III met voldoende bereik moet worden gebruikt. Dit artikel heeft betrekking op het keuren van individuele voertuigen. Voor het bepalen van de genoemde afmetingen van een individueel onbeladen voertuig moet gemeten worden met een meetband waarmee elke afmeting in één meting kan worden gemeten. Indien bij al dan niet beladen voertuigcombinaties de lengte meer bedraagt dan 20 m of het is door de vorm van de lading niet mogelijk om de meting in één keer te doen dan mag de meting in delen geschieden.
Meetwaarden en foutmarge
De bij een meting verkregen waarde moet worden afgekapt op hele centimeters. Daarnaast moet de gemeten waarde, om een mogelijke fout in de gebruikte meetapparatuur te corrigeren, tot en met een gemeten lengte van 20 meter met 1 cm worden verminderd en bij een gemeten lengte boven de 20 meter met 2 cm worden verminderd.
Wordt bijvoorbeeld een lengte van 22 meter en 93,8 cm gemeten, dan wordt het getal achter de komma afgekapt en resteert een waarde van 22,93 m. Deze waarde wordt vervolgens met 2 cm verminderd en de waarde die voor de handhaving wordt gehanteerd is in dit voorbeeld 22,91 m.
Uitleg tabellen
In de onderstaande tabellen zijn in de kolom ‘Toegestaan’ de toegestane maximale afmetingen voor beladen en onbeladen voertuigen opgenomen. In de kolom ‘Proces-verbaal en maatregel’ staan de afmetingen vermeld van waaraf verbaliserend moet worden opgetreden. Wanneer proces-verbaal wordt opgemaakt, moet in beginsel ook een maatregel worden opgelegd. Bij het bepalen van de verbaliseringsgrens is ervoor gekozen om nagenoeg geen tolerantie toe te staan voor de zogenaamde permanente eisen. Dit betreft de eisen die voor individuele voertuigen zonder belading gelden. Voor de standaard gebruikseisen, dit zijn de eisen die gelden voor samenstellen en beladen voertuigen, zijn marges vastgesteld die afhankelijk zijn van het soort overschrijding. Zo is de marge voor een te hoog voertuig geringer dan die voor een te lange combinatie, omdat de hoogte van veel tunnels en viaducten is afgestemd op de maximum toegestane hoogte van 4 meter. Een geringe hoogteoverschrijding kan daardoor al aanzienlijke gevolgen voor het verkeer hebben, terwijl een kleine lengteoverschrijding geen of nagenoeg geen impact op de verkeersveiligheid heeft. Tot slot zijn er aanvullende gebruikseisen voor het vervoer van ondeelbare lading en voor een aantal specifieke soorten vervoer, zoals het vervoer van voertuigen op autotransporters. Omdat voor dit soort vervoer extra lengte en/of breedte wordt toegestaan ten opzichte van de standaard gebruikseisen, wordt hierbij eveneens geen tolerantie toegestaan.
NB Indien sprake is van een onder strafrecht vallende lengte- en/of breedteoverschrijding, wordt het aanbevolen om een foto bij het proces-verbaal te voegen, waarop de mate van overschrijding van de afmeting(en) en het soort lading duidelijk wordt weergegeven.
PERMANENTE EISEN |
|||
Maximale afmetingen die gelden voor n iet beladen en niet gekoppelde voertuigen |
|||
Toegestaan |
Proces-verbaal en maatregel |
Feitcode |
|
Hoogte art. 5.*.6 RV |
|||
Alle voertuigen uitgezonderd onderstaande voertuigen |
4,00 m |
> 4,01 m |
N062 a/c |
Als bij gekoppelde opleggertrekker met oplegger de hoogteoverschrijding het gevolg is van aankoppelen van de oplegger, dan is de gebruikseis van toepassing |
4,00 m |
> 4,05 m |
P150 a/c |
Motorfiets/ 3w motorrijtuig in gebruik > 31-10-1997/bromfiets |
2,50 m |
> 2,51 m |
geen fc |
Gehandicaptenvoertuig |
2,00 m |
> 2,01 m |
N060 q |
Bromfiets-/motoraanhangwagen |
1,00 m |
> 1,01 m |
geen fc |
Breedte art. 5.*.6 RV |
|||
Personenauto/bus/bedrijfsauto/cat. 12/13 aanhangwagen/motor+zijspan |
2,55 m |
> 2,56 m |
N060 b |
Bedrijfsauto +10 ton/cat. 12 aanhangwagen + 10 ton in gebruik < 01-02-1999 |
2,60 m |
> 2,61 m |
N060 g |
Geconditioneerd voertuig/motorrijtuig met beperkte snelheid (mmbs) |
2,60 m |
> 2,61 m |
N060 g |
Rijdend werktuig cat 3; mmbs /landbouw-/bosbouwtrekker/ cat 14 aanhangwagen/verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk |
3,00 m |
> 3,01 m |
N060 ha/hd |
Motorfiets/bromfiets > 2 w/ 3 w motorrijtuig in gebruik > 31-10-1997/motoraanhangwagen/ bromfietsaanhangwagen achter bromfiets > 2 w |
2,00 m |
> 2,01 m |
N060 u |
Gehandicaptenvoertuig |
1,10 m |
> 1,11 m |
N060 p |
Bromfiets/bromfietsaanhangwagen achter 2 w bromfiets/fietsaanhangwagen |
1,00 m |
> 1,01 m |
N060 w |
Fiets |
0,75 m |
> 0,76 m |
N060 r |
Fiets > 2w of zijspan/onbespannen wagen |
1,50 m |
> 1,51 m |
N060 s |
Lengte art. 5.*.6 RV |
|||
NB Voor bedrijfsauto’s, waaronder begrepen kermis- en circusvoertuigen en rijdende werktuigen, bussen en cat. 12, 13 en 14 aanhangwagens geldt voor de voertuiglengte een wettelijke tolerantie van 1%. Hier is rekening mee gehouden bij het bepalen van de verbaliseringsgrens. |
|||
Personenauto//mmbs/3 w motorrijtuig in gebruik < 01-11-1997/landbouwtrekker |
12,00 m |
> 12,01 m |
N060 a |
Bedrijfsauto/cat. 12, 13 en 14 aanhangwagen |
12,00 m |
> 12,12 m |
N060 a |
Oplegger in gebruik > 31-12-1997 gemeten vanaf hart koppeling tot achterzijde en afstand hart koppeling tot enig punt voorzijde max |
12,00 m 2,04 m |
> 12,01 m > 2,05 m |
N061 e N061 e |
Bus 2 assen (inclusief skibox) in gebruik > 09-09-2003 |
13,50 m |
> 13,64 m |
N060 aa |
Bus 2 assen in gebruik < 10-09-2003 of > 2 assen (inclusief skibox |
15,00 m |
> 15,15 m |
N060 ab/ac |
Gelede bus (inclusief skibox) |
18,75 m |
> 18,94 m |
geen fc |
Rijdend werktuig |
20,00 m |
> 20,20 m |
N060 d |
Kermis-circusvoertuig (idem + cat. 12 aanhangwagen) |
14,00 m |
> 14,14 m |
geen fc |
Kermis-circusoplegger gemeten vanaf hart koppeling tot achterzijde |
17,50 m |
> 17,51 m |
N061g |
Motorfiets/ 3w motorrijtuig in gebruik > 31-10-1997/bromfiets |
4.00 m |
> 4.01 m |
geen fc |
Gehandicaptenvoertuig |
3,50 m |
> 3,51 m |
geen fc |
Stootbalk of bescherminrichting art. 5.*.49 RV |
|||
Bedrijfsauto’s en cat. 12 aanhangwagens, beide in gebruik > 30-06-1967. Stootbalk vereist als afstand onderzijde voertuig tot wegdek op een afstand van meer dan 1,00 m achter hart achterste as > 0,70 m dan wel > 0,55 m als voertuig in gebruik > 31-12-1997. (m.u.v. vuilniswagen met laadmogelijkheid achterzijde, opleggertrekker, asfaltwagen en dolly) |
1,00 m |
> 1,01 m |
N490 |
Betonmolen/-mixer of -pomp ongeacht bouwjaar; overige bedrijfsauto’s en cat. 12 aanhangwagens alle in gebruik < 01-01-2005. Afstand achterzijde stootbalk tot achterzijde voertuig maximaal: |
0,60 m |
> 0,61 m |
N490 |
Bedrijfsauto/bus/ cat. 12 aanhangwagen, alle in gebruik > 31-12-2004. Afstand achterzijde stootbalk tot achterzijde voertuig maximaal: |
0,45 m |
> 0,46 m |
N490 |
NB: In de lengte, breedte en hoogteafmetingen van de permanente eisen van categorie 3, 8, 12 en 14 voertuigen zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren, zoals containers begrepen. Hierbij moet worden opgemerkt dat ten aanzien van de stootbalkbepalingen afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren (containers) als lading gelden en dat hier de feitcodeserie P 121 a/e op van toepassing is. |
GEBRUIKSEISENMaximale afmetingen die gelden voor beladen en/of gekoppelde voertuigen |
|||
Toegestaan |
Proces-verbaal en maatregel |
Feitcode |
|
HOOGTE |
|||
Alle voertuigen uitgezonderd onderstaande voertuigen; landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid tevens inclusief verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk; artt. 5.18.15 en 5.18.23 RV NB Voor de motor en de bromfiets is geen maximale hoogte vastgesteld. |
4,00 m |
> 4,05 m |
P150 a/c P300 e |
Gehandicaptenvoertuig; art. 5.18.30 lid 4 RV |
2,00 m |
> 2,05 m |
P300 d |
Bromfiets-/motoraanhangwagen; art 5.18.19 en 5.18.27 RV |
1,00 m |
> 1,05 m |
P270 b |
BREEDTE |
|||
Breedte voertuig incl. deelbare lading/verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk personenauto, bedrijfsauto, bus, 3 w motorrijtuig /cat. 12, 13 aanhangwagen; art. 5.18.14 lid 1 RV |
2,55 m |
> 2,65 m |
P141 a/d |
Motorrijtuig beperkte snelheid/landbouw-/bosbouwtrekker/landbouwaanhangwagen alle incl verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk; art. 5.18.22 RV |
3,00 m |
> 3,10 m |
P141 a/d |
Indien lading losse veldgewassen; 5.18.30 RV |
3,50m |
> 3,51 m |
P300 c |
Personenauto/ 3 w motorrijtuig /2w motor Maximaal buiten zijkant; artt. 5.18.14 en 5.18.19 RV |
0,20 m |
> 0,30 m |
P140 e |
Bromfiets > 2 w/motorfietsaanhangwagen; artt. 5.18.19 en 5.18.26 RV |
2,00 m |
> 2,10 m |
P260b |
Gehandicaptenvoertuig; art. 5.18.30 RV |
1,10 m |
> 1,20 m |
P300a |
Fiets > 2w of zijspan/onbespannen wagen; artt. 5.18.28 en 5.18.30 RV |
1,50 m |
> 1,60 m |
P280 b P300 b |
Fiets; art. 5.18.28 RV |
0,75 m |
> 0,85 m |
P280 a |
Bromfiets/bromfiets- en fietsaanhangwagen; artt. 5.18.26, 5.18.27 en 5.18.29 RV |
1,00 m |
> 1,10 m |
P260 a/ P270 a |
Breedte ondeelbare lading bedrijfsauto/aanhangwagen achter personenauto/ vrachtauto; art. 5.18.14 lid 2 RV** |
3,00 m |
> 3,01 m |
P142 a/c |
LENGTE |
|||
Overschrijding lengte van samenstellen, indien het vervoer beroepsmatig plaatsvindt; art. 2.6 WWG jo 5.18.11 RV |
Zie hieronder |
Zie hieronder |
E859 a/e ipv P111 a/e |
Lengte opleggertrekker met oplegger; art. 5.18.11 lid 1 RV |
16,50 m |
> 16,70 m |
P111 a/e |
Beladen met 45 ft container; art.5.18.11 lid 5 |
17,30 m |
> 17,31 m |
P111 a/e |
Lengte opleggertrekker met oplegger inclusief ondeelbare lading; art. 5.18.13 lid 1 onder b RV |
22,00 m |
> 22,01 m |
P130 e |
Lengte vrachtauto/bus met ahw; landbouw- /bosbouwtrekker/motorrijtuig met beperkte snelheid met ahw en/of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk; art. 5.18.11 lid 2 en 10 en 5.18.20 RV Secundaire maten: |
18,75 m |
> 18,95 m |
P111 a/e |
Kopschot vrachtauto tot achterzijde ahw. |
16,40 m |
> 16,60 m |
Geen fc |
Totale laadvloeroppervlakte |
15,65 m |
> 15,66 m |
Geen fc |
Landbouw- /bosbouwtrekker/motorrijtuig met beperkte snelheid, met verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk die niet om een verticale as kan draaien t.o.v. het trekkende voertuig ; art. 5.18.20 lid 2 RV |
12,00 m |
> 12,25 m |
P111 a/e |
Lengte personenauto/ driewielig motorrijtuig, alle met aanhangwagen; artt.5.18.11 lid 4 RV |
18,00 m |
> 18,20 m |
P111 a/e |
Lengte beladen samenstel autotransporter (geen opl.trekker + opl.) art. 5.18.13 lid 2 RV *** |
20,75 m |
> 20,76 m |
P130 i/m |
voor het voertuig |
0,50 m |
> 0,51 m |
P130 g |
achter het voertuig |
2,00 m |
> 2,01 m |
P130 f |
achter hart achterste as |
5,00 m |
> 5,01 m |
P130 f |
Lengte samenstel kermis/ circusvoertuigen; art. 5.18.11 lid 8 RV |
24,00 m |
> 24,01 m |
P111 a/e |
Lengte rijdend werktuig met aanhangwagen; art. 5.18.11 lid 9 RV |
20,00 m |
> 20,01 m |
P111 a/e |
Lengte deelbare lading; artt. 5.18.12 en 5.18.21 RV uitgezonderd autotransporter en kermis- en circusvoertuigen |
|||
voorzijde |
0,00 m |
> 0,10 m |
P120 aa |
achterzijde (m.u.v. meeneemheftruck) |
1,00 m |
> 1,10 m |
P121 a/e P121 j/k |
achter hart achterste as |
5,00 m |
> 5,10 m |
P121 a/e P121 j/k |
Meeneemheftruck (kooi-aap); art. 5.18.12 lid 6 RV |
1,20 m |
> 1,21 m |
P121 l/m |
Voorzien van verklaring dat aslasten en last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan wettelijke eisen |
1,50 m |
> 1,51 m |
P121 l/m |
Afneembare bovenbouw/gestandaardiseerde laadstructuur; art 5.18.12 lid 7 RV; uitsteek achterzijde achter hart achterste as: |
0,5 x lengte vrtg met max 5,00 m |
0,5 x lengte vrtg + 10 cm of > 5,10 m |
P123 a/e |
Verwisselbare gedragen uitrustingsstukken achter bedrijfsauto; art. 5.18.12a of voor of achter landbouw-/bosbouwtrekker/motorrijtuig met beperkte snelheid; art. 5.18.21a RV** |
12,00 m |
> 12,10 m |
P211 a/b P124 a/b |
Verwisselbare gedragen uitrustingsstukken aan voorzijde landbouw-/bosbouwtrekker/motorrijtuig met beperkte snelheid; art. 5.18.21a lid 1e RV. Voor hart stuurwiel: NB Gelet op het bepaalde in het 3e lid kan alleen bij kruisingen, verkeersknooppunten en uitritten worden gehandhaafd indien wordt geconstateerd dat er geen maatregelen zijn getroffen die bewerkstelligen dat gezichtsveldbeperkingen worden opgeheven |
3,50 m |
> 3,51 m |
P211 g |
Lengte ondeelbare lading; art. 5.18.13 RV**** |
|||
Ondeelbare lading lengte uitstekende lading voorzijde; art. 5.18.13 lid 1 RV Bedrijfsauto tmm > 3500 kg vóór hart voorste as |
4,30 m |
> 4,40 m |
P130 n/r |
Landbouw-/bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid; art. 5.18.21 lid 2 RV. Voor hart stuurwiel: |
3,50 m |
> 3,51 m |
P210 e |
Bedrijfsauto tmm ≤ 3500 kg/personenauto/driewielig motorrijtuig; art. 5.18.13 lid 1 RV. Voor of achter voertuig: |
1,00 m |
> 1,10 m |
P131 i |
Aanhangwagen niet zijnde oplegger; art. 5.18.13 lid 1 RV. Voor voorzijde: |
0,00 m |
> 0,10 m |
P130 c |
Ondeelbare lading lengte uitstekende lading achterzijde; art. 5.18.13 lid 1 RV Bedrijfsauto tmm > 3500 kg/cat 12,13 aanhangwagen: uitsteek lading achter hart achterste as: |
0,5 x lengte vrtg met max 5,00 m |
0,5 x lengte vrtg + 10 cm of > 5,10 m |
P131 a/f |
Oplegger: |
0,5 x hart koppeling tot achterzijde met max 5,00 m |
0,5 x hart koppeling tot achterzijde + 10 cm of > 5,10 m |
P131 a/f |
Landbouw-/bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid/ cat 14 aanhangwagen; art. 5.18.21 lid 1 RV; uitsteek lading achter hart achterste as |
5,00 m |
> 5,10 m |
P210 g |
Exceptioneel transport (met ontheffing !!) |
|||
Hoogte inrichting |
Zie onth. |
geen marge |
N062 a/c |
Hoogte incl. lading |
Zie onth. |
geen marge |
P150 a/c |
Breedte inrichting |
Zie onth. |
geen marge |
N060 b |
Breedte incl. lading |
Zie onth. |
geen marge |
P142 a/c |
Lengte samenstel vrachtauto + aanhangwagen |
Zie onth. |
geen marge |
P111 a/e |
Lengte samenstel opleggertrekker + oplegger |
Zie onth. |
geen marge |
P130 e |
LET OP: Als zogenaamde LZV- combinatie bestaat uit meer dan twee voertuigen dan is geen sprake van een lengteoverschrijding maar van het voortbewegen van meer dan één aanhangwagen (feitcode geldt ook als geen ontheffing is afgegeven) NB Sinds 1 juli 2014 mag met een bedrijfsauto een samenstel van dolly met aanhangwagen worden voortbewogen (art. 5.18.1 lid 7 RV) |
Zie onth. |
geen marge |
P010 aa |
Stootbalk en lading; art. 5.18.12 RV Bedrijfsauto’s en cat. 12 aanhangwagens, beide in gebruik > 01-01-1996, als afstand hoogte onderzijde uitstekende lading tot wegdek > 0,55 m: Afstand achterzijde lading tot stootbalk maximaal: N.B. Geldt ook voor vervoer van containers. Geldt niet indien aan achterzijde meeneemheftruck is bevestigd en a. voertuig is voor 01-01-2018 in gebruik genomen en afstand onderzijde achterste wiel heftruck tot wegdek max. 50 cm of b. voertuigen in gebruik na 21-12-2017 waarbij afstand onderste rand meeneemheftruck tot wegdek max. 65 cm en de rand zodanig vormvast is dat deze als stootbalk kan fungeren. Geen marge, indien maten worden overschreden dan P 121 a/e of j/k van toepassing. |
0,60 m |
> 0,61 m |
P121 a/e P 121 j/k |
** lading die meer dan 0,10 meter buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt moet zijn voorzien van markering; art. 5.18.14 lid 3 RV |
P140 d |
||
*** markering autotransporter; art. 5.18.13 lid 2 RV |
P130 h |
||
**** ondeelbare lading (P 130d) of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk (P211 f) die meer dan één meter voor of achter het voertuig uitsteekt moet zijn voorzien van markering; artt. 5.18.12a en 5.18.21a, beide lid 1a onder d en 5.18.13 lid 1a onder 6 RV |
P130 d P211 f |
||
NB: In de maximaal toegestane lengteafmetingen van samenstellen van categorie 3 en 12 voertuigen zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren, zoals containers, exclusief 45 ft container op trekker met oplegger, begrepen (art. 5.18.11, lid 3 RV). |
ONTHEFFING EXCEPTIONELE TRANSPORTEN
Op grond van artikel 149 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kan ontheffing worden verleend van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde regels. Deze bevoegdheid is op grond van artikel 149a WVW 1994 gemandateerd aan de Dienst Wegverkeer (RDW, afdeling Ontheffingen)). Als een voertuig of samenstel van voertuigen onbeladen de maximaal toegestane afmetingen, massa’s en/of aslasten overschrijdt, dan moet de RDW-afdeling Ontheffingen een ontheffing voor de overschrijding van de voertuigafmetingen, massa’s en/of aslasten hebben afgegeven. Worden de maximale, voor lading toegestane, afmetingen of massa’s overschreden, dan moet de RDW een ontheffing voor overschrijding van de ladingafmetingen en/of massa’s hebben afgegeven. Als zowel de maximale voertuigafmetingen als de ladingafmetingen, massa en/of aslasten worden overschreden, dan moeten de maximaal toegestane waarden in de ontheffing zijn opgenomen. In artikel 160, eerste lid, onder c, WVW 1994 is bepaald dat de ontheffing op eerste vordering van een opsporingsambtenaar moet worden getoond.
Op grond van artikel 150 WVW 1994 kunnen aan een ontheffing beperkingen en voorschriften worden verbonden. Als niet aan een beperking betreffende de route, de maximaal toegestane afmetingen, massa’s of aslasten wordt voldaan, wordt de ontheffing geacht niet te zijn afgegeven. Als niet aan een beperking betreffende de toegestane rijtijden wordt voldaan wordt hier afzonderlijk een proces-verbaal voor opgemaakt, maar wordt de ontheffing niet geacht niet te zijn afgegeven.
Als een ontheffing zijn geldigheid verliest doordat niet aan een beperking wordt voldaan, kan sprake zijn van zowel een overschrijding van de hoogte, lengte, breedte en/of massa. Als de ontheffing zijn geldigheid verliest doordat slechts één afmeting meer bedraagt dan krachtens de ontheffing is toegestaan, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt vanwege overschrijding van deze afmeting. Bij herhaalde constateringen is het mogelijk om proces-verbaal op te maken voor alle overschrijdingen. Dit dient per overtreding te worden afgestemd met de Ovj. Hierbij wordt een termijn gehanteerd van 3 jaar na afdoening van de vorige overtreding.
PROCES-VERBAAL
Als meer dan één niet als Muldergedraging aangemerkte afmeting wordt overschreden, wordt slechts proces-verbaal opgemaakt voor één overschrijding. In het proces-verbaal moeten de overige afmetingen die worden overschreden, wel worden vermeld. Bij herhaalde constateringen is het mogelijk om proces-verbaal op te maken voor alle overschrijdingen van de afmetingen. Dit dient per overtreding te worden afgestemd met de Ovj. Hierbij wordt een termijn gehanteerd van 3 jaar na afdoening van de vorige overtreding. Als sprake is van overschrijding van de wettelijke of in de ontheffing opgenomen maximum toegestane massa(’s) of aslast(en), dan wordt hiervoor afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Als in een dergelijke situatie sprake is van beroepsmatig vervoer wordt conform de Instructie wegingen en wiellastmeters proces-verbaal opgemaakt van de overschrijding van de maximum toegestane massa(’s) c.q. aslast(en). Ook moet een van onderstaande maatregelen worden toegepast.
Maatregel
Op grond van artikel 160, zevende lid, WVW 1994 kan een bestuurder een maatregel opgelegd krijgen als een opsporingsambtenaar constateert dat hij een voorschrift overtreedt dat bij of krachtens deze wet is vastgesteld ter bescherming van bij het verkeer betrokken belangen. Als de bestuurder niet voldoet aan het hem gegeven bevel, maakt de opsporingsambtenaar voor deze overtreding afzonderlijk proces-verbaal op voor overtreding van artikel 160, zevende lid, WVW 1994 (feitcode K 160 a/b). Als op grond van bovenstaande tabel een maatregel wordt opgelegd, dan houdt dit in dat het voertuig of het samenstel van voertuigen niet verder mag rijden, tenzij weer aan de wettelijke bepalingen ten aanzien van de afmetingen, massa’s en/of aslasten wordt voldaan.
Als op grond van deze instructie een maatregel moet worden genomen, dan moet deze maatregel in het proces-verbaal worden vermeld. Als in het voornoemde geval geen maatregel wordt toegepast, moet de opsporingsambtenaar in het proces-verbaal gemotiveerd aangeven waarom hij van deze instructie afwijkt.
Als sprake is van een grote overschrijding van de maximaal toegestane massa(’s) en/of aslasten moet in overleg met de wegbeheerder worden bepaald waar het voertuig of samenstel van voertuigen veilig kan worden gestald zodat het risico op schade aan het wegdek zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Hierbij kunnen de volgende situaties worden onderscheiden:
Overschrijding voertuigafmetingen
- Als een afmeting van een individueel voertuig met een Nederlands kenteken ten gevolge van een wijziging aan de inrichting wordt overschreden, wordt de overgifte van het kentekenbewijs deel I(A) of de kentekencard gevorderd. Het kentekenbewijs deel I(A) c.q. de kentekencard wordt na inzage teruggegeven en de bestuurder wordt op basis van artikel 48, zevende lid, WVW 1994 het verbod om op de weg te rijden aangezegd. De administratieve afwikkelingvan het aanzeggen van het verbod om op de weg te rijden dient te geschieden volgens de binnen de politie voorgeschreven werkwijze.
- Als een voertuig of samenstel daarvan bestemd voor exceptioneel transport voldoet aan de omschrijving in het kentekenbewijs en de RDW-afdeling Ontheffingen heeft geen ontheffing afgegeven, dan wordt dit voertuig of samenstel daarvan stilgezet tot een ontheffing is afgegeven. Als het trekkende voertuig wel aan de wettelijke eisen voldoet of de in de ontheffing opgenomen maximaal toegestane waarden niet overschrijdt, dan mag dit voertuig worden afgekoppeld en zijn weg vervolgen, mits de achterblijvende aanhangwagen of oplegger veilig staat geparkeerd en de wegbeheerder hier geen bezwaar tegen heeft.
- Als een afmeting van een individueel buitenlands voertuig [1] wordt overschreden, terwijl het geen voertuig bestemd voor exceptioneel transport betreft, dan wordt dit voertuig stilgezet tot de RDW-afdeling Ontheffingen een ontheffing heeft afgegeven, waarmee, na het eventueel lossen van de lading, Nederland kan worden verlaten. Uitsluitend het lossen van eventuele lading wordt toegestaan; het is niet toegestaan om niet-beladen voertuigen in Nederland te beladen. Het voertuig moet via de in de RDW-ontheffing opgenomen route Nederland verlaten.
- Als een afmeting van een buitenlands voertuig of samenstel van voertuigen wordt overschreden, terwijl het een voertuig of samenstel van voertuigen bestemd voor exceptioneel transport betreft, dan wordt dit al dan niet met ondeelbare lading beladen voertuig of samenstel van voertuigen stilgezet tot de RDW-afdeling Ontheffingen een ontheffing heeft afgegeven. Als na overleg met deze afdeling blijkt dat voor dit transport vanwege de afmetingen geen ontheffing kan of mag worden afgegeven, dan wordt de lading indien mogelijk op een ander voertuig overgeladen. Als dit ook niet mogelijk blijkt te zijn, wordt met de RDW-afdeling Ontheffingen overlegd of er voor dit transport een specifieke oplossing mogelijk is.
- Als één of meer maximaal toegestane afmetingen worden overschreden als gevolg van deelbare lading, dan moet het voertuig of samenstel daarvan zover worden af- of overgeladen dat de lading binnen de wettelijk toegestane maximale afmetingen valt.
- Als één of meer maximaal toegestane afmetingen worden overschreden als gevolg van ondeelbare lading en de RDW-afdeling Ontheffingen heeft geen (gedeeltelijk) ontheffing afgegeven of één of meer van de in de ontheffing opgenomen maximale afmetingen worden overschreden of de ontheffing is niet geldig voor de weg waar het transport is aangetroffen, dan wordt het voertuig of samenstel daarvan stilgezet tot de RDW-afdeling Ontheffingen een ontheffing heeft afgegeven. Als na overleg met deze afdeling blijkt dat voor dit transport vanwege de afmetingen geen ontheffing kan of mag worden afgegeven, dan wordt de lading indien mogelijk op een ander voertuig overgeladen. Als dit ook niet mogelijk blijkt te zijn, wordt met de RDW-afdeling Ontheffingen overlegd of er voor dit transport een specifieke oplossing mogelijk is.
- Als een exceptioneel transport rijdend wordt aangetroffen terwijl de ontheffing niet geldig is op het betreffende tijdstip, moet het transport op een daarvoor geschikte locatie en zo nodig in overleg met de wegbeheerder stil worden gezet tot het moment waarop volgens de ontheffing mag worden gereden.
OVERGANGSRECHT
De beleidsregels in deze instructie hebben onmiddellijke gelding op de datum van inwerkingtreding.
[1] Er zijn landen binnen Europa waar het is toegestaan om met voertuigen te rijden die hoger zijn dan 4 meter. In Nederland wordt conform de EG-Richtlijn 96/53 een maximale hoogte van 4 meter toegestaan. Omdat veel tunnels en viaducten op deze hoogte zijn afgestemd komt het met enige regelmaat voor dat te hoge buitenlandse voertuigen een zogenaamde hoogtemelding bij een tunnel veroorzaken of zich klem rijden onder een viaduct. Om dit bij het verlaten van Nederland te voorkomen, moet een ontheffing bij de RDW worden aangevraagd en moet de daarin voorgeschreven route worden gevolgd.