Instructie meting maximumconstructiesnelheid (2024I002)

Publicatiegegevens
Van: College van procureurs-generaal
Aan: hoofden van de OM-onderdelen
Registratienr.: 2024I002
Datum inwerkingtreding: 01-03-2024
Vervallen: Instructie meting maximumconstructiesnelheid (2017I005)
Relevante beleidsregels OM:

Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen (2023R001);
Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving  verkeersvoorschriften (2017A009)

Wetsbepalingen:

artt. 5.6.0, 5.6.8, 5.6a.0, 5.6a.8 5.7.0, 5.7.8, 5.7a.0, 5.7a.8, 5.8.0, 5.8.8, 5.10.0, 5.10.8, 5.11.0 en 5.11.8 Regeling voertuigen

Bijlage(n): 1. voorbeeld waarschuwingsbrief

SAMENVATTING

Deze instructie bevat regels voor de opsporing en vervolging van overtredingen die betrekking hebben op overschrijding van de maximumconstructiesnelheid van brom- en snorfietsen, motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines, landbouw- en bosbouwtrekkers en gehandicaptenvoertuigen met een motor. Daarnaast bevat de instructie regels ten aanzien van fietsen met trapondersteuning.

OPSPORING

  1. Status voertuigen

    1. Status brom- en snorfietsen

In de definitie van bromfietsen, die is opgenomen in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen (RV), is bepaald dat een voertuig in ieder geval als bromfiets kan worden aangemerkt als dat voertuig volgens het kentekenregister als bromfiets wordt aangeduid. De vermelding van de status van het voertuig in het kentekenregister is daarom bepalend of het voertuig als bromfiets moet worden beschouwd. Het is dus niet noodzakelijk om bij gekentekende brom- en snorfietsen een (technisch) onderzoek naar de status van het voertuig in te stellen.

Daarnaast zijn er de zogeheten ‘bijzondere bromfietsen’ (maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/u). Dit betreft voertuigen zoals Segways, Kickbikes en de Ninebot. Deze voertuigen zijn ook toegelaten voor gebruik op de weg. Voorheen gebeurde dat op basis van Hoofdstuk IIa van de WVW1994 middels een aanwijzing van de Minister. Vanaf 1 januari 2024 ligt het goedkeuringsproces voor deze voertuigen bij de RDW en wordt het stelsel uit Hoofdstuk III gevolgd. Voor de handhaving heeft dit geen verdere gevolgen. Alle bijzondere bromfietsen (ongeacht stelsel van toelating) moeten voldoen aan de bepalingen uit Hoofdstuk 5, afdeling 6a van de Regeling voertuigen.

    1. Status fiets met trapondersteuning, speed-pedelec en gemotoriseerd rijwiel

Fiets met trapondersteuning

In de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is in artikel 1 onder ea een definitie opgenomen van de fiets met trapondersteuning. Deze luidt als volgt: “fietsen die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen.” Zolang bij een fiets met trapondersteuning de ondersteuning van de elektromotor wordt onderbroken voordat de 25 km/u wordt bereikt hoeft zo’n fiets niet te zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg.

Werkwijze opgevoerde fiets met trapondersteuning

Indien met behulp van een bromfietsrollentestbank, een rijproef of een rijtest (zie paragraaf 3.2) wordt geconstateerd dat de trapondersteuning niet wordt onderbroken bij een gecorrigeerde snelheid van 25 km/u en het betreft geen speed-pedelec dan is geen sprake van een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid, maar van een voertuig dat als bromfiets moet zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg. Er is dan sprake van een overtreding van artikel 32 sub a WVW 1994

(feitcode K 024).

Speed-pedelec

Sinds 1 januari 2017 is in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) een definitie opgenomen van de speed-pedelec. Deze luidt als volgt: elektrische bromfiets met trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht aanhoudt als het voertuig de snelheid van 25 km per uur overschrijdt. Een speed-pedelec valt derhalve onder de definitie bromfiets, zoals opgenomen in de WVW 1994 en de RV. Een speed-pedelec moet sinds 1 juli 2017 voorzien zijn van een gele bromfietskentekenplaat [1]. Net zoals bij de reguliere bromfiets is de vermelding van de status van het voertuig in het kentekenregister bepalend of het voertuig als bromfiets moet worden beschouwd. Het is dus niet noodzakelijk om bij gekentekende speed-pedelecs een (technisch) onderzoek naar de status van het voertuig in te stellen. De maximumconstructiesnelheid van een speed-pedelec kan worden overschreden en kan met behulp van een bromfietsrollentestbank worden vastgesteld. Er is bij een speed-pedelec sprake van overschrijding van de maximumconstructiesnelheid als met behulp van de bromfietsrollentestbank wordt geconstateerd dat de trapondersteuning niet wordt onderbroken bij de voor de betreffende speed-pedelec op de kentekencard of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid plus een marge van 5 km/u.

Gemotoriseerd rijwiel

Daarnaast bestaat er nog een tussencategorie type elektrische fiets, het zogenaamde gemotoriseerde rijwiel. Dit is een elektrische fiets  die valt onder de definitie van bromfiets zoals opgenomen in de RV. In de Kaderverordening (EU) 168/2013 wordt dit voertuig geclassificeerd als L1e-A. Deze elektrische fiets heeft ten opzichte van de fiets met trapondersteuning een hoger vermogen dan 0,25 kW. Het vermogen mag maximaal 1 kW bedragen en de maximumconstructiesnelheid mag niet hoger zijn dan 25 km/u. Omdat het vermogen hoger is dan 0,25 kW moet zo’n voertuig in Nederland voorzien zijn van een snorfietskenteken. Ook voor dit type elektrische fiets  geldt dat de vermelding van de status van  het voertuig in het kentekenregister bepalend is of het voertuig als bromfiets moet worden beschouwd. Het is dus niet noodzakelijk om bij gekentekende gemotoriseerde rijwielen een (technisch) onderzoek naar de status van het voertuig in te stellen. De maximumconstructiesnelheid van een gemotoriseerd rijwiel  kan worden overschreden en kan met behulp van een bromfietsrollentestbank worden vastgesteld. Er is bij een gemotoriseerd rijwiel sprake van overschrijding van de maximumconstructiesnelheid als met behulp van een bromfietsrollentestbank wordt geconstateerd dat de trapondersteuning niet wordt onderbroken bij de voor het betreffende gemotoriseerd rijwiel op de kentekencard of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid plus een marge van 4 km/u.

    1. Status motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines, landbouw- en bosbouwtrekkers en gehandicaptenvoertuigen met een motor

Motorrijtuigen met beperkte snelheid (MMBS), mobiele machines, landbouw- en bosbouwtrekkers en gehandicaptenvoertuigen met een motor, die kennelijk als een zodanig voertuig in gebruik zijn genomen, behouden deze status indien er sprake is van een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid. Dit volgt uit de artt. 5.7.8, 5.7a.8, 5.8.8, 5.10.8 en 5.11.8 RV.

Voor gekentekende voertuigen, waarvan de RDW het kenteken ongeldig heeft verklaard, omdat de eigenaar/houder heeft aangegeven dit voertuig als MMBS, als landbouw- of bosbouwtrekker of gehandicaptenvoertuig met motor te gaan gebruiken, wordt sinds 1 mei 2009 (inwerkingtreding Regeling voertuigen) door de RDW getoetst of het voertuig aan de voor de gewijzigde voertuigcategorie geldende eisen voldoet. Indien door de RDW een verklaring is afgegeven dat dit voertuig op het moment van keuring heeft voldaan aan de daarvoor gestelde eisen dan behoudt het voertuig bij een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid nog steeds de door de RDW bepaalde voertuigstatus. [2] Door een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid kan een voertuig zijn status dus niet verliezen.

Gekentekende voertuigen, die voor 1 mei 2009 op verzoek van de eigenaar/houder door de RDW als MMBS of landbouw- of bosbouwtrekker zijn aangemerkt, zijn vanwege het ontbreken van eisen in het toentertijd geldende Voertuigreglement niet door de RDW gekeurd. Als deze voertuigen voor wat betreft de inrichting voldoen aan de eisen om aangemerkt te worden als MMBS, landbouw- of bosbouwtrekker of gehandicaptenvoertuig met motor dan moeten deze voertuigen op dezelfde wijze worden behandeld als voertuigen die na 1 mei 2009 door de RDW zijn gekeurd en derhalve wordt bij een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid uitsluitend opgetreden op basis van de artt. 5.7.8, 5.8.8, 5.10.8 en 5.11.8 RV.

  1. Maximumconstructiesnelheid

2.1. Maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen

In artikel 5.6.0 RV is bepaald dat bromfietsen moeten voldoen aan de in afdeling 6 opgenomen eisen en in artikel 5.6a.0 RV is bepaald dat bijzondere bromfietsen moeten voldoen aan de in afdeling 6a opgenomen eisen.

Op grond van artikel 5.6.8, eerste lid, RV moeten bromfietsen met een maximumconstructiesnelheid van meer dan 25 km/u tot en met 45 km/u bij voortduring blijven voldoen aan de maximumconstructiesnelheid die vermeld is op het kentekenbewijs of in het kentekenregister, vermeerderd met 5 km/u. Voor bromfietsen met een maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/u is in het tweede lid bepaald dat de vermelde maximumconstructiesnelheid met 4 km/u vermeerderd moet worden. Deze marges zijn afgeleid van de Richtlijn 95/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 2 februari 1995 betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen van twee- of driewielige motorvoertuigen (hierna: Richtlijn 95/1/EG). Deze marges zijn noodzakelijk om te voorkomen dat tegen bestuurders van bromfietsen die geheel conform de eisen zijn toegelaten tijdens een controle op de naleving van de permanente eisen verbaliserend wordt opgetreden.

Wordt de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 4 respectievelijk 5 km/u, overschreden, dan is dat een indicatie dat de brom- of snorfiets is opgevoerd.

Op grond van artikel 5.6a.8, eerste lid, RV moeten bijzondere bromfietsen bij voortduring blijven voldoen aan de op de constructieplaat vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 4 km/u.

Wordt de vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 4 km/u, overschreden, dan is dat een indicatie dat de bijzondere bromfiets is opgevoerd.

​​​​​​​2.2. Maximumconstructiesnelheid motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines, landbouw- en bosbouwtrekkers en gehandicaptenvoertuigen met een motor

In de artt. 5.7.0, 5.7a.0, 5.8.0, 5.10.0 en 5.11.0 RV is bepaald dat MMBS-en, mobiele machines, landbouw- en bosbouwtrekkers en gehandicaptenvoertuigen met een motor moeten voldoen aan de in de voor deze voertuigen geldende afdeling opgenomen eisen.

Op grond van de artt. 5.7.8, 5.7a.8, 5.10.8 en 5.11.8, eerste lid, RV moeten MMBS-en, mobiele machines en gehandicaptenvoertuigen met een motor bij voortduring blijven voldoen aan de in art. 1.1. voor die voertuigcategorie vermelde maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/u. Voor landbouw- en bosbouwtrekkers is in art. 5.8.8, eerste lid, RV bepaald dat deze bij voortduring moeten blijven voldoen aan de in de goedkeuring vermelde maximumconstructiesnelheid of indien deze niet bekend is de constructiesnelheid behorend bij de classificatie van de voertuigcategorie T, vermeerderd met 5 km/u. Deze marge is noodzakelijk om te voorkomen dat tegen bestuurders van voertuigen die geheel conform de eisen zijn toegelaten tijdens een controle op de naleving van de permanente eisen verbaliserend wordt opgetreden.

Wordt de voor het motorvoertuig geldende maximumconstructiesnelheid, vermeerderd met 5 km/u, overschreden, dan is dat een indicatie dat het motorvoertuig is opgevoerd of een begrenzing ongedaan is gemaakt.

  1. Meting maximumconstructiesnelheid

In artikel 28 van de bijlage VIII, behorende bij hoofdstuk 5 RV is bepaald dat de meting van de maximumconstructiesnelheid op twee manieren kan geschieden. Voor bromfietsen is bepaald dat de meting van de maximumconstructiesnelheid voor zover mogelijk met een bromfietsrollentestbank moet worden verricht en dat de maximumconstructiesnelheid van bromfietsen waarvan de maximumconstructiesnelheid technisch of fysiek niet met een bromfietsrollentestbank kan worden gemeten moet worden gemeten door middel van een rijproef. Van een fysieke onmogelijkheid is bijvoorbeeld sprake indien een voertuig door een afwijkende vorm niet op de bromfietsrollentestbank past. Indien de bromfietsrollentestbank zich bevindt op meer dan 30 minuten rijafstand van de plaats van aantreffen van het te meten voertuig mag ook worden overgegaan naar een meting door middel van een rijproef.

​​​​​​​3.1. De bromfietsrollentestbank

Controle van brom- en snorfietsen op de maximumconstructiesnelheid vindt [3], voor zover de bouw en constructie van de bromfiets dit toelaten, plaats met behulp van een bromfietsrollentestbank die gecertificeerd is conform in hoofdstuk 8, paragraaf 10 RV opgenomen eisen. De meting moet worden uitgevoerd door een bedienaar die beschikt over opsporingsbevoegdheid en die is opgeleid om de gebruikte bromfietsrollentestbank te gebruiken. De meting moet uitgevoerd worden in overeenstemming met de bij de bromfietsrollentestbank behorende handleiding. Door bestuurders van brom- en snorfietsen ter plaatse te bekeuren, worden ze aangespoord hun voertuig te laten voldoen aan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid. Bovendien bestaat de kans dat ze binnen korte tijd opnieuw gecontroleerd worden. Vanwege de grote pakkans is het niet noodzakelijk om de brom- of snorfiets altijd in beslag te nemen als niet is voldaan aan de eisen ten aanzien van de maximumconstructiesnelheid. De voor inbeslagneming geldende voorwaarden staan vermeld in paragraaf 7.

​​​​​​​3.2. Rijproef

In artikel 28, tweede lid, bijlage VIII, behorende bij hoofdstuk 5 RV is bepaald dat de maximumconstructiesnelheid van bromfietsen waarvan de maximumconstructiesnelheid niet met een bromfietsrollentestbank kan worden gemeten en van overige motorvoertuigen, waarvoor een maximumconstructiesnelheid is vastgesteld wordt gemeten door middel van een rijproef, waarbij de in artikel 29a, bijlage VIII, genoemde meetcondities in acht moeten worden genomen.

In artikel 29a is vervolgens bepaald dat deze rijproef aan de volgende voorwaarden moet voldoen:

  1. Een rijproef om de maximumconstructiesnelheid te meten wordt in twee tegengestelde rijrichtingen uitgevoerd:
  1. op een nagenoeg vlak en horizontaal wegdek;
  2. door een bestuurder met een massa van minimaal 75 kg;
  3. met behulp van een daarvoor geschikt meetmiddel, waarbij de meting dient te geschieden terwijl het voertuig de maximaal haalbare snelheid heeft bereikt.
  1. De gemeten maximumconstructiesnelheid is het gemiddelde van twee metingen, waarbij de gemiddelde waarde op een heel getal wordt afgekapt [4].

In aanvulling op bovenstaande eisen gelden voor de handhaving de volgende eisen:

  1. Bij het bepalen van de locatie voor de meting moet er zorg voor worden gedragen dat de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Zo moeten er bijv. geen kruisingen voorkomen in het weggedeelte waarop de maximumconstructiesnelheid wordt gemeten;
  2. De rijproef mag uitsluitend worden uitgevoerd door personen, die bekwaam zijn in het besturen van het te meten voertuig;
  3. Voor het bepalen van de maximumconstructiesnelheid mogen uitsluitend snelheidsmeters worden gebruikt die in de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers zijn genoemd. Deze snelheidsmeters moeten worden gebruikt en bediend overeenkomstig de in de genoemde aanwijzing opgenomen voorschriften en moeten voldoen aan de daarin gestelde certificeringseisen;
  4. Indien de maximumconstructiesnelheid wordt gemeten door het voertuig te volgen, moet het voertuig dat volgt ten minste uitgerust zijn met een gekalibreerde boordsnelheidsmeter, waarvan het kalibratiecertificaat zijn geldigheid niet heeft verloren, en moet gedurende ten minste 16 seconden op maximaal haalbare snelheid worden gemeten;
  5. De gemeten snelheid moet worden gecorrigeerd overeenkomstig de in punt 3.1.1 van de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers opgenomen correctietabel. Voor gemeten snelheden tot 100 km/u is de correctie 3 km/u. Bijv. Waarde meting 1: 57 km/u – correctie 3km/u = gecorrigeerde snelheid 54 km/u. Waarde meting 2: 60 km/u – correctie 3 km/u = 57 km/u. De gemiddelde waarde conform art. 29a, tweede lid, bijlage VIII wordt dan (54 + 57)/2 = 55,5 km/u en de afgekapte (gemiddelde) gemeten maximumconstructiesnelheid 55 km/u.
  6. In het zaaksoverzicht c.q. het proces-verbaal worden naast de gemeten maximumconstructiesnelheid de resultaten van beide metingen en de toegepaste correcties vermeld.

In afwijking van de in deze instructie genoemde rijproef, kan voor een fiets met trapondersteuning, naast een meting met de rollentestbank worden volstaan met een rijtest.

Deze rijtest wordt uitgevoerd door daadwerkelijk te gaan rijden op de betreffende fiets met trapondersteuning, waarbij de snelheid waarbij de trapondersteuning wordt onderbroken, met een voorgeschreven meetmiddel wordt vastgesteld.

​​​​​​​3.3. Maximaal te meten maximumconstructiesnelheid

Er zijn bij metingen op hoge snelheid met de bromfietsrollentestbank enige incidenten geweest waarbij de in het achterwiel aangebrachte centrifugaalkoppeling van bromfietsen met een automatische versnelling uit elkaar is gespat. Om deze reden is het niet wenselijk om de maximale constructiesnelheid te meten, maar de maximumconstructiesnelheid te meten tot sprake is van een onder het strafrecht vallende overtreding en de in punt 7 genoemde recidiveregeling van toepassing is. Dit geldt voor zowel de meting met een bromfietsrollentestbank als voor de meting door middel van een rijproef. Deze beperking in de meting geldt dus niet uitsluitend voor bromfietsen maar voor alle voertuigen, waarvan de maximumconstructiesnelheid, door middel van een rijproef wordt gemeten.

Bij bromfietsen met een maximumconstructiesnelheid van meer dan 25 km/u tot en met 45 km/u (toegestaan: 45 + 5 km/u =50 km/u) is hiervan sprake als een snelheid (voor correctie) is gemeten van 74 km/u op de bromfietsrollentestbank (74 - 8= 66 km/u is een overschrijding met meer dan 15 km/u).

Voor snorfietsen met een maximumconstructiesnelheid van 25 km/u (toegestaan: 25 + 4 = 29 km/u)  geldt dit als een snelheid (voor correctie) is gemeten van 50 km/u (50 - 5 = 45 km/u is een overschrijding met meer dan 15 km/u).

  1. Correctie maximumconstructiesnelheid bromfietsrollentestbank

Op grond van artikel 8.4.92 RV bedraagt de maximale fout 5 km/u bij een gemeten maximumconstructiesnelheid met een bromfietsrollentestbank tot en met 50 km/u. Bij hogere gemeten snelheden bedraagt deze fout 10 procent. De gemeten maximumconstructiesnelheid moet dus met één van deze waarden worden gecorrigeerd.

De vermelde maximale fout is uitgewerkt in onderstaande tabellen. De foutcorrectie van 10 procent is in deze tabellen op hele km/u naar boven afgerond. De correctie met de maximale fout moet conform deze tabel gebeuren. In de tabellen zijn overschrijdingen van de maximumconstructiesnelheid gekoppeld aan de in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen opgenomen feitcodes.

Tabel 1 Meting bromfietsrollentestbank bromfietsen 25 km/u

De in deze tabel opgenomen koppeling met feitcodes is correct voor zover bij snorfietsen of aangewezen/bijzondere bromfietsen 25 km/u op het kentekenbewijs, de kentekencard, of in het kentekenregister staat vermeld. Als een afwijkende waarde is vermeld, moet bij het bepalen van de feitcode van deze waarde worden uitgegaan.

Om de lengte van de tabel te beperken zijn in kolom 3 e.v. slechts de tientallen en de waarden opgenomen, waarbij wisseling van feitcodes plaatsvindt. De tussenliggende waarden moeten worden gecorrigeerd conform kolom 1 en 2.

Snorfiets en bijzondere bromfiets

(25 km/u op kentekenbewijs

+ 4 km/u,

zie art. 5.6.8 lid 2 RV en 5.6a.8 lid 1)

1

2

3

4

5

6

Gemeten snelheid van/tot

 Correctie

bromfietsrollentestbank

Gemeten snelheid

Correctie

rollenbank

Gecorrigeerde

snelheid

Feitcode

30 t/m 50 km/u

5 km/u

30 km/u

5 km/u

25 km/u

Nvt

31 km/u

5 km/u

26 km/u

Nvt

35 km/u

5 km/u

30 km/u

N 086 a

41 km/u

5 km/u

36 km/u

N 086 a

45 km/u

5 km/u

40 km/u

N 086 b

46 km/u

5 km/u

41 km/u

N 086 b

50 km/u

5 km/u

45 km/u

N 086 g

Tabel 2 Meting bromfietsrollentestbank bromfietsen meer dan 25 km/u tot en met 45 km/u

De in deze tabel opgenomen koppeling met feitcodes is correct voor zover bij  bromfietsen 45 km/u op het kentekenbewijs, de kentekencard of in het kentekenregister staat vermeld. Als een afwijkende waarde is vermeld, moet bij het bepalen van de feitcode van deze waarde worden uitgegaan.

Om de lengte van de tabel te beperken zijn in kolom 3 e.v. slechts de tientallen en de waarden opgenomen, waarbij wisseling van feitcodes plaatsvindt. De tussenliggende waarden moeten worden gecorrigeerd conform kolom 1 en 2.

Bromfiets

(45 km/u op kentekenbewijs

+ 5 km/u,

zie art. 5.6.8 lid 1 RV)

1

2

3

4

5

6

Gemeten snelheid van/tot

 Correctie

rollenbank

Gemeten snelheid

Correctie

rollenbank

Gecorrigeerde

snelheid

Feitcode

Meer dan 57 t/m 60 km/u

6 km/u

(= 10 %)

57 km/u

6 km/u

51 km/u

N 083 a

Meer dan 60 t/m 70 km/u

7 km/u

(= 10 %)

62 km/u

7 km/u

55 km/u

N 083 a

67 km/u

7 km/u

60 km/u

N 083 a

68 km/u

7 km/u

61 km/u

N 083 b

Meer dan 70 km/u

8 km/u

(= 10 %)

74 km/u

8 km/u

66 km/u

N 083 g

Tabel 3 Meting rijproef

A

B

C

De in deze tabel opgenomen koppeling met feitcodes is correct voor zover bij landbouw- of bosbouwtrekkers cat. T 1 t/m T4.3 de bij de classificatie behorende maximumconstructiesnelheid 40 km/u bedraagt [5]. Indien een afwijkende waarde volgens de goedkeuring van toepassing is, moet bij het bepalen van de feitcode uiteraard van deze waarde worden uitgegaan.

Voor de MMBS is afhankelijk van de inrichting een maximumconstructiesnelheid vastgesteld van 25 respectievelijk 45 km/u. (Zie kolom B en D)

Om de lengte van de tabel te beperken zijn in kolom 2 e.v. slechts de tientallen en de waarden opgenomen, waarbij wisseling van feitcodes plaatsvindt. De tussenliggende waarden moeten worden gecorrigeerd met de in kolom 2 opgenomen waarde.

MMBS / mobiele machine

(25 + 5 km/u)

Landbouw-/bosbouw-trekkers

T 1 t/m T 4

(40 + 5 km/u)

Gehandicapten-voertuig met motor, of MMBS (N 085) (45 + 5 km/u)

1

2

3

4

5

6

Gemeten snelheid

Correctie

snelheidsmeter

Gecorrigeerde

snelheid

Feitcode

Feitcode

Feitcode

33 km/u

3 km/u

30 km/u

Nvt

Nvt

Nvt

34 km/u

3 km/u

31km/u

N 085 a

Nvt

Nvt

44 km/u

3 km/u

41 km/u

N 085 b

Nvt

Nvt

49 km/u

3 km/u

46 km/u

N 085 g

N 085 a

Nvt

54 km/u

3 km/u

51km/u

N 085 g

N 085 a

N083 a/N 085 a

59 km/u

3 km/u

56 km/u

N 085 g

N 085 b

N083 a/N 085 a

64 km/u

3 km/u

61 km/u

N 085 g

N 085 g

N083 b/N 085 b

69 km/u

3 km/u

66 km/u

N 085 g

N 085 g

N083 g/N 085 g

Tabel 4 Meting bromfietsrollentestbank fiets met trapondersteuning

Deze tabel kan gebruikt worden voor de meting van de fiets met trapondersteuning met behulp van de bromfietsrollerbank. LET OP: er is bij deze voertuigen géén sprake van een overschrijding van de constructiesnelheid. Er wordt gemeten of het voertuig bij een bepaalde snelheid trapondersteuning geeft of niet.

Fiets met trapondersteuning (trapondersteuning tot 25 km/u)

1

2

3

4

5

6

Gemeten snelheid van/tot

 Correctie

bromfietsrollentestbank

Gemeten snelheid

Correctie

rollenbank

Gecorrigeerde

snelheid

Feitcode

0 t/m 30 km/u

5 km/u

30 km/u

5 km/u

25 km/u

Nvt

31 km/u

5 km/u

31 km/u

5 km/u

26 km/u

K024

  1. Ondergrens vervolging

Er wordt geen ondergrens voor de vervolging gehanteerd omdat in de RV in de betreffende artikelen voor wat betreft de constructiesnelheid al een marge is opgenomen en derhalve is het onwenselijk dat een ondergrens wordt gehanteerd. Als op een bromfietsrollentestbank of met een rijproef een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid wordt vastgesteld is immers altijd sprake van een moedwillig opgevoerd voertuig.

Ook bij de elektrische fiets wordt geen ondergrens gehanteerd voor constatering van feitcode K024. De bromfietsrollentestbank kent al een ruime maximale fout van 5 km/u. Daarnaast hoeft de fiets met trapondersteuning, mits die aan de definitie voldoet, juist niet te zijn goedgekeurd. Door te rijden met een fiets met trapondersteuning waar de ondersteuning niet wordt onderbroken vanaf 25 km/u ontloopt men bewust de bijbehorende voertuigregelgeving. Deze regelgeving is van groot belang voor de veiligheid van de bestuurder én de veiligheid van overige weggebruikers. Het is derhalve niet passend hierbij een ondergrens te hanteren.

  1. Feiten Regeling voertuigen
    1. Snelheidsbegrenzer

In de artikelen 5.6.8, derde lid, 5.6a.8, 5.7.8, 5.8.8, 5.10.8 en 5.11.8, alle tweede lid, RV wordt bepaald dat de in deze artikelen genoemde voertuigen geen voorziening mogen hebben die het kennelijke doel heeft om de controle op de maximumconstructiesnelheid te beïnvloeden.

Als bij controle blijkt dat een voertuig een dergelijke “snelheidsbegrenzer” heeft, dan kan deze begrenzer in beslag worden genomen. Als demontage van de snelheidsbegrenzer binnen 24 uur kan plaatsvinden, kan de inbeslagneming worden beperkt tot dit onderdeel. Is demontage niet mogelijk binnen deze termijn, dan verdient het de voorkeur om het gehele voertuig in beslag te nemen in belang van het onderzoek.

Indien mogelijk wordt de snelheidsbegrenzer buiten werking gesteld, waarna de te behalen maximumconstructiesnelheid (opnieuw) wordt gemeten. Na deze meting wordt de snelheidsbegrenzer gedemonteerd en in beslag genomen.

Als een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid wordt geconstateerd, wordt naast het proces-verbaal voor overtreding van voornoemd artikel ook een aankondiging van beschikking uitgereikt of proces-verbaal opgemaakt ter zake overschrijding van de maximumconstructiesnelheid. (Zie ook paragraaf 6.2 en onder Vervolging).

    1. Overige overtredingen/gedragingen
  1. Bromfietsen

In de definitie van bromfietsen (zie paragraaf 1.1) is de vermelding van de status van het voertuig in het kentekenregister bepalend of het voertuig als bromfiets moet worden beschouwd. Daarnaast is voor de op basis van artikel 20 b WVW 1994 door de minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen  (niet kentekenplichtige) bromfietsen de aanwijzing door de Minister bepalend voor de status van het voertuig en derhalve is het eveneens voor de aangewezen bromfiets niet noodzakelijk een onderzoek te doen naar de status van het voertuig.

Aan de hand van de in het kentekenregister vermelde status of de vanwege de aanwijzing door de minister bepaalde status is het mogelijk om voor de meeste gedragingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), een administratieve sanctie op te leggen, dan wel voor overtredingen een proces-verbaal op te maken.

  1. Motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines, landbouw- en bosbouwtrekkers en gehandicaptenvoertuigen met een motor

In paragraaf 1.2 is bepaald dat een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid de status van deze motorvoertuigen niet wijzigt. Indien uit nader onderzoek niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het voertuig  een andere status heeft dan de voertuigcategorie, zoals het motorvoertuig door de RDW is goedgekeurd moet er vanuit worden gegaan dat het motorvoertuig nog tot dezelfde ‘terug gekeurde’ voertuigcategorie behoort. Aan de hand van deze status is het mogelijk om voor de meeste gedragingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de WAHV, een administratieve sanctie op te leggen, dan wel voor overtredingen een proces-verbaal op te maken

  1. Inbeslagneming
    1. Inbeslagneming op basis van constructiesnelheid

Als bij het meten van de constructiesnelheid met behulp van de bromfietsrollentestbank of een rijproef wordt geconstateerd dat niet bij voortduring wordt voldaan aan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, voor zover van toepassing, vermeerderd met 4 dan wel 5 km/u, kan tot inbeslagneming van het gehele voertuig, worden overgegaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden (cumulatief):

  1. De geconstateerde maximumconstructiesnelheid van het voertuig bedraagt meer dan de ingevolge artikel 1.1 RV voor dat voertuig bepaalde maximumconstructiesnelheid dan wel de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid, voor zover van toepassing vermeerderd met 4 dan wel 5 km/u, terwijl de overschrijding van de maximumconstructiesnelheid onder het strafrecht valt.
  2. De verdachte in kwestie heeft voor de derde keer binnen een tijdbestek van twee jaar een onder het strafrecht vallende overtreding begaan van artikel 5.6.8, 5.6a.8, 5.7.8, 5.10.8 en/of 5.11.8 RV, waarvoor een proces-verbaal is opgemaakt.

Tevens is aan deze verdachte bij minimaal één van de twee voorafgaande overtredingen van de genoemde artikelen een waarschuwing gegeven, waarin het in deze paragraaf geformuleerde beleid over inbeslagneming wordt uitgelegd. Deze waarschuwing kan mondeling worden gegeven (zorg er in dat geval voor dat dit duidelijk en herleidbaar wordt vermeld, bijvoorbeeld in het proces-verbaal), of er kan aan de verdachte (aan het door hem opgegeven adres) een waarschuwingsbrief worden uitgereikt of worden toegezonden. Een afschrift van deze brief moet dan als bijlage bij het ter zake opgemaakte proces-verbaal worden gevoegd. Een voorbeeld van deze brief is als bijlage bijgevoegd.

Van het bovenstaande kan in geval van een terug gekeurde personen- of bedrijfsauto [6] worden afgeweken en kan direct tot inbeslagneming worden overgegaan indien:

  1. het voertuig de status van motorrijtuig met beperkte snelheid heeft gekregen en
  2. de snelheidsbegrenzing van het voertuig is verwijderd zodat de oorspronkelijke snelheid weer kan worden behaald en
  3. er is tevens een snelheidsoverschrijding met 25 km/u of meer geconstateerd (dus een gecorrigeerde snelheid vanaf 50 km/u bij een constructiesnelheid van 25 km/u, en een gecorrigeerde snelheid vanaf 70 km/u bij een constructiesnelheid van 45 km/u).
    1. Inbeslagneming fietsen met trapondersteuning, elektrische stepjes en gelijkende voertuigen

Bij fietsen met trapondersteuning, elektrische stepjes of andere gelijkende voertuigen wordt geen overschrijding van de maximumconstructiesnelheid geconstateerd, maar wordt geverbaliseerd voor feitcode K024 of K024b. Deze voertuigen zijn dus niet toegelaten. Bij deze zaken wordt tot inbeslagneming van het gehele voertuig overgegaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden (cumulatief):

  1. Het voertuig wordt gebruikt of staat op de weg, terwijl het voertuig niet is toegelaten voor gebruik op de weg (het voertuig is niet goedgekeurd en niet aangewezen. Let op: dit geldt enkel voor de fiets met trapondersteuning als deze niet voldoet aan de definitie uit de WVW1994, bijvoorbeeld als de trapondersteuning niet wordt onderbroken vanaf 25 km/u (zie o.a. paragraaf 1.2)).
  2. De verdachte in kwestie heeft voor de tweede keer binnen een tijdbestek van twee jaar een onder het strafrecht vallende overtreding begaan van artikel art. 32 aanhef en onder a jo. 21 lid 1 en/of 20h jo. 20b lid 1 WVW1994. Tevens is aan deze verdachte bij de eerdere overtreding van de genoemde artikelen een waarschuwing gegeven, waarin het in deze paragraaf geformuleerde beleid over inbeslagneming is uitgelegd. Deze waarschuwing kan mondeling worden gegeven (zorg er in dat geval voor dat dit duidelijk en herleidbaar wordt vermeld, bijvoorbeeld in het proces-verbaal), of er kan aan de verdachte (aan het door hem opgegeven adres) een waarschuwingsbrief worden uitgereikt of worden toegezonden. Een afschrift van deze brief wordt als bijlage bij het ter zake opgemaakte proces-verbaal gevoegd.

Het komt bij deze overtredingen nog wel eens voor dat een verbalisant besluit geen proces-verbaal op te maken, maar het te laten bij een waarschuwing. Ook een dergelijke constatering telt mee voor de ‘tweede keer binnen twee jaar’, mits deze goed is geregistreerd, zodat deze herleidbaar is. Let op: bij de constatering waar het voertuig in beslag wordt genomen wordt in ieder geval altijd proces-verbaal opgemaakt.

Bij inbeslagneming moet op het beslagformulier worden vermeld of sprake is van waardebeslag.

VERVOLGING

Uitgangspunt afdoening langs één traject bij cumulatie

Bij het controleren van voertuigen kunnen meerdere gedragingen en overtredingen worden geconstateerd. Omdat voor de betrokkene / verdachte afdoening van één gebeurtenis langs zowel administratiefrechtelijke als strafrechtelijke weg tot grote onduidelijkheid kan leiden, moet afdoening langs één traject het uitgangspunt zijn. Om een ongewenste cumulatie van sancties te voorkomen wordt per gebeurtenis aan de betrokkene voor ten hoogste drie gedragingen een sanctie opgelegd.

VORDERING OVERGIFTE KENTEKENBEWIJS EN AANZEGGEN VERBOD RIJDEN OP DE WEG

Aanzeggen verbod rijden op de weg na constatering overschrijding maximumconstructiesnelheid

Om de opvoer van brom- en snorfietsen en de daardoor veroorzaakte overlast te bestrijden wordt de overgifte van het kentekenbewijs deel I(A) c.q. de kentekencard  van brom- en snorfietsen gevorderd bij elke geconstateerde overtreding van de maximumconstructiesnelheid. Het kentekenbewijs deel I(A) c.q. de kentekencard wordt na inzage teruggegeven en de bestuurder wordt op basis van artikel 48, zevende lid, WVW 1994 het verbod om met de brom-/snorfiets op de weg te rijden aangezegd.  De administratieve afwikkeling van het aanzeggen van het verbod om op de weg te rijden dient te geschieden volgens de binnen de politie voorgeschreven werkwijze.

Aanzeggen verbod rijden op de weg na constatering overschrijding maximumsnelheid

In een brief aan de Tweede Kamer [7] heeft de minister van Infrastructuur en Milieu mede namens de toenmalige minister van Justitie en Veiligheid toegezegd om onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid om het verbod om op te weg te mogen rijden aan te kunnen zeggen vanwege het niet voldoen aan de technische eisen als een overtreding van de maximumsnelheid is geconstateerd. Dit onderzoek is door TNO [8] uitgevoerd en de eindconclusie is dat het inderdaad mogelijk is om bij overschrijding vanaf een bepaalde rijsnelheid te kunnen stellen dat een brom- of een snorfiets dusdanig is opgevoerd dat naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer (RDW) sprake moet zijn van het feit dat de brom- of snorfiets niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde eisen ten aanzien van de maximumconstructiesnelheid.

Voor snorfietsen is hiervan sprake als de gecorrigeerde snelheid (= gemeten snelheid minus de meetfout van 3 km/u) 43 km/u of meer bedraagt en bij bromfietsen is hier sprake van als de gecorrigeerde snelheid 68 km/u of meer bedraagt. Gelet op het vorenstaande wordt daarom bij een staandehouding vanwege overschrijding van de maximumsnelheid vanaf 43 km/u voor snorfietsen en vanaf 68 km/u voor bromfietsen de overgifte van het kentekenbewijs deel I(A) c.q. de kentekencard gevorderd en na inzage teruggegeven. De bestuurder wordt vervolgens op basis van artikel 48, zevende lid, WVW 1994, het verbod om met de brom-/snorfiets op de weg te rijden aangezegd. De administratieve afwikkeling van het aanzeggen van het verbod om op de weg te rijden dient te geschieden volgens de binnen de politie voorgeschreven werkwijze.

OVERGANGSRECHT

De beleidsregels in deze instructie hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

BIJLAGE 1 bij Instructie meting maximumconstructiesnelheid (PM)

Bijlage 1 – VOORBEELD WAARSCHUWINGSBRIEF

<gegevens politieregio>                                                                                 AAN:  <naam>

                                                                                                                      <adres>

                                                                                               <postcode>

                                                                                                                      <woonplaats>

Telefoon:

Kenmerk:

Onderwerp: Waarschuwing vanwege het rijden met een opgevoerd voertuig

                                                                                                          <Plaats>, <datum>

Geachte <naam verdachte>,

U bent op <datum> door een ambtenaar van de politieregio <naam regio> bekeurd, omdat u met een opgevoerd voertuig, < met het kenteken <kenteken> reed>, waarvan de constructiesnelheid meer dan 15 km/u was opgevoerd.

Ik wil u erop wijzen dat het Openbaar Ministerie landelijk het beleid heeft om opgevoerde voertuigen in beslag te nemen wanneer dezelfde bestuurder voor de derde keer binnen twee jaar wordt bekeurd voor rijden in een voertuig waarvan de constructiesnelheid meer dan 15 km/u is opgevoerd. Bij de derde bekeuring wordt het voertuig waar op dat moment in wordt gereden in beslag genomen, ook als het voertuig van iemand anders is.

U moet er rekening mee houden dat de officier van justitie na inbeslagneming het voertuig laat onttrekken aan het verkeer. Dit betekent dat u het voertuig niet terugkrijgt en dat het zal worden vernietigd.

Hoogachtend,

<Naam>

<Functie>

[1] Het komt voor dat in het geheel geen kentekenplaat is aangebracht op een speed-pedelec. Als dit het geval is kan worden bekeurd voor feitcode K 030a (kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan het voertuig).

[2] Indien de bestuurder geen verklaring kan tonen kan aan de hand van het VIN bij de RDW worden nagegaan of het voertuig door de RDW is gekeurd en of een verklaring voor de constructiewijziging is afgegeven.

[3] Imperatief voorgeschreven in artikel 28, eerste lid, bijlage VIII, behorende bij hoofdstuk 5 RV.

[4] Indien het gemiddelde van twee metingen 57,8 km/u bedraagt, wordt de gemeten maximumsnelheid 57 km/u.

[5] Landbouw- en bosbouwtrekkers (LBT) op wielen zijn op basis van de Verordening EU 167/2013 onderverdeeld in de categorieën T 1 tot en met T 4.3. De maximumconstructiesnelheid is af te leiden uit de toevoeging van de letter ‘a’ indien de maximumconstructiesnelheid niet meer bedraagt dan 40 km/u en met toevoeging van de letter ‘b’ indien deze hoger is dan 40 km/u. LBT’s die zijn typegoedgekeurd voor 1 januari 2016 hebben geen lettertoevoeging waaruit de maximumconstructiesnelheid is af te leiden. Uitsluitend LBT’s die op basis van oude regelgeving zijn typegoedgekeurd als T5 hebben een maximumconstructiesnelheid van meer dan 40 km/u.

[6] Is niet van toepassing op voertuigen die als T5 LBT zijn toegelaten omdat voor deze trekkers geen maximumconstructiesnelheid is vastgesteld.

[7] Maatregelen verkeersveiligheid, brief Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2 juni 2014, Kamerstukken II 2013-2014, 29 398, nr. 415, p. 3.

[8] TNO-rapport, TNO 2014 R11781.