Instructie toedeling aangiften faillissementsfraude (2024I008)
Van: | College van procureurs-generaal |
---|---|
Aan: |
Hoofden van de OM-onderdelen, de korpschef van de politie, de directeur van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst |
Registratienummer: | 2024I008 |
Datum inwerkingtreding: | 01-08-2024 |
Vervallen: | Instructie toedeling aangiften faillissementsfraude (2015I010) |
Relevante beleidsregels OM: |
SAMENVATTING
Deze instructie biedt regels voor inname en toedeling van meldingen en aangiften van faillissementsfraude voor het openbaar ministerie (OM), de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de politie. Beoogd worden een goede inzet van de beschikbare opsporings- en vervolgingscapaciteit, het bevorderen van een uniforme handelwijze en het op hoofdlijnen geven van criteria voor een afwegingskader.
1. Prioriteit op de bestrijding van faillissementsfraude
Binnen de bestrijding van financieel economische criminaliteit en horizontale fraude heeft de bestrijding van faillissementsfraude prioriteit bij OM, FIOD en politie.
Faillissementsfraude ondermijnt het financieel-economisch stelsel en tast het noodzakelijke vertrouwen in het economisch verkeer aan.
Faillissementsfraude is maatschappelijk ontwrichtend en leidt tot ernstige economische schade, niet alleen voor de overheid, maar vooral ook voor burgers en bedrijven.
Er is sprake van een integrale aanpak waarbij curatoren op grond van de Wet Versterking positie curator en de Wet Civielrechtelijk bestuursverbod, in samenspraak met de rechter-commissaris, civielrechtelijk optreden bij onrechtmatigheden jegens (oud)bestuurders [1] in het faillissement, dit al dan niet met vergoeding door de overheid middels de Wet Garantstellingsregeling Curatoren (GSR). In het geval er voldoende aanknopingspunten van faillissementsfraude zijn, doen curatoren, al dan niet in opdracht van de rechter-commissaris melding en/of aangifte van faillissementsfraude.
Het OM is vervolgens verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen over opsporing en vervolging van faillissementsfraude. Als randvoorwaarde geldt dat de voor de bestrijding van faillissementsfraude beschikbare opsporings- en vervolgingscapaciteit efficiënt en effectief wordt ingezet.
Naast of als alternatief voor de strafrechtelijke aanpak kan het OM gebruik maken van haar civielrechtelijke bevoegdheden, onder meer op grond van de Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod (artikel 106a Faillissementswet).
2. Inname en toedeling van meldingen en aangiften van
faillissementsfraude
Voor de inname van meldingen en aangiften van faillissementsfraude is één landelijk loket ingericht, het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude (CMF) bij de FIOD in Zwolle (Postbus 40085, 8004 DB Zwolle of digitaal aan: faillissementsfraude@belastingdienst.nl ). Zowel curatoren als andere private partijen en overheidsorganisaties kunnen bij het CMF terecht met een melding of aangifte.
In het geval (opsporings)instanties of het OM meldingen en aangiften van faillissementsfraude ontvangen, dan zenden zij deze direct door aan het CMF voor registratie.
Het CMF zorgt voor de eerste informatievoorziening aan de curator (en andere melders/aangevers) en deelt de binnengekomen meldingen en aangiften toe aan de meest geëigende opsporingsinstanties (FIOD of politie). Het CMF deelt faillissementsfraudezaken toe op grond van de criteria van het afwegingskader (zie hierna onder 3). Bij de toedeling van faillissementsfraudezaken blijft, in overleg met het OM, ruimte over voor maatwerk in individuele of categoriale gevallen.
Kort gezegd is het Functioneel Parket (FP) verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van zware, complexe en/of gevoelige faillissementsfraude, waarvan de opsporing geschiedt door de FIOD. De arrondissementsparketten zijn verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van faillissementsfraudezaken die niet tot het domein van de FIOD behoren en die behandeld worden door de politie binnen hun beschermingsgebied (lokaal/regionaal niveau).
Bij toedeling aan de politie verzendt het CMF de zaak naar het bekende postadres of het digitale contactadres van de desbetreffende regionale eenheid van de politie (leidend is de relatieve competentie op grond van art. 2 lid 1 Wetboek van Strafvordering), onder gelijktijdige berichtgeving aan de aangever/curator.
Na de toedeling door het CMF gelden de gebruikelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van het nemen van een opsporings- en/of vervolgingsbeslissing.
3. Afwegingskader
Bij de toedeling van de meldingen/aangiften door het CMF wordt onderscheid gemaakt tussen (relatief) eenvoudige faillissementsfraudezaken en zware, complexe en gevoelige faillissementsfraude.
a. (Relatief) eenvoudige faillissementsfraudezaken
Onder (relatief) eenvoudige faillissementsfraudezaken worden in deze instructie verstaan:
een melding of aangifte van faillissementsfraude met betrekking tot het faillissement van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, waarbij een of meer natuurlijke personen (als failliet, als bestuurder/commissaris van een failliete rechtspersoon of als feitelijk leidinggever van een failliete rechtspersoon) en/of een rechtspersoon verdacht worden van het plegen van strafbare feiten met betrekking tot dat faillissement, onder meer door het:
- niet, niet tijdig of niet volledig geven van inlichtingen aan de curator, rechter-commissaris of commissie van schuldeisers;
- ontbreken van administratie, niet gevoerd hebben van een administratie, of niet in ongeschonden staat uitleveren van een administratie aan de curator;
- een of meer (enkelvoudige) onttrekkingen van goederen aan de faillissementsboedel;
- of een combinatie van deze strafbare feiten, of
- eventueel in samenhang met een of meer andere commune delicten (oplichting, valsheid in geschrift of flessentrekkerij).
(Relatief) eenvoudige faillissementsfraudezaken worden behandeld door de regionale eenheden van de politie en de arrondissementsparketten van het OM.
b. Zware, complexe of gevoelige faillissementsfraude
Onder zware, complexe of gevoelige faillissementsfraude wordt in deze instructie verstaan:
een melding of aangifte van faillissementsfraude met betrekking tot het faillissement van een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een groep (rechts)personen, waarbij een of meer natuurlijke personen (als failliet, als bestuurder/commissaris van een failliete rechtspersoon of als feitelijk leidinggever van een failliete rechtspersoon) en/of een of meer rechtspersonen verdacht worden van het plegen van strafbare feiten met betrekking tot dat faillissement, waarbij naast de strafbare gedragingen als genoemd onder (relatief) eenvoudige faillissementszaken tevens onder meer sprake is van:
- een aanzienlijke omvang [2] van faillissementsfraude (zowel in materiële als in financiële zin) [3] waardoor in verhouding tot de totale faillissementsboedel een bovenmatige schade is veroorzaakt;
- een samenhang met één of meer andere faillissementen;
- een ingewikkelde (binnenlandse en/of buitenlandse) juridische structuur;
- ondoorzichtige eigendoms- en/of bestuursverhoudingen;
- een complexe financiële huishouding of overige (financiële) rechtsverhoudingen;
- misbruik van rechtspersonen/turboliquidaties of rechtspersoonlijkheid;
- betrokkenheid van beroepsfraudeurs, veel voorkomende katvangers en faciliterende partijen;
- feiten gepleegd in (internationaal) georganiseerd crimineel samenwerkingsverband;
- een specifieke fraudegevoelige branche;
- bijzondere persoonlijke omstandigheden of hoedanigheid van verdachte(n): publieke functie, voorbeeldfunctie;
- een combinatie van voorgaande criteria;
- in samenhang met enkele andere commune en/of fiscale delicten.
Zware, complexe of gevoelige faillissementsfraudezaken worden behandeld door de FIOD en het FP.
OVERGANGSRECHT
De beleidsregels in deze instructie hebben gelding met ingang vanaf de datum van inwerkingtreding.
[1] Zie begripsbepaling artikel 348a Wetboek van Strafrecht.
[2] Als 'aanzienlijke omvang' wordt in principe aangehouden een fraudebedrag van ten minste € 100.000. Bij bijzondere omstandigheden van het concrete geval (bijvoorbeeld door samenhang met andere faillissementen of andere aangiften faillissementsfraude) kan hiervan worden afgeweken.
[3] Bijvoorbeeld in materiële zin: het op grote schaal onttrekken of onttrokken hebben van cruciale activabestanddelen of deze buiten het bereik en beheer van de curator brengen en houden, of in financiële zin: het door complexe transacties financiële activa onttrekken of onttrokken hebben of buiten het bereik en beheer van de curator brengen en houden.