Instructie bevel gevangenneming (2024I003)

Publicatiegegevens
Van: College van procureurs-generaal
Aan: hoofden van de OM-onderdelen
Registratienr.: 2024I003
Datum inwerkingtreding: 01-04-2024
Vervallen: -
Relevante beleidsregels OM: -
Wetsbepalingen:

artt. 65, 6:1:1 en 6:2:1 Sv

SAMENVATTING

Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een bevel tot gevangenneming is niet het Openbaar Ministerie, maar de minister verantwoordelijk. Om die reden wordt dit bevel voor tenuitvoerlegging gestuurd aan het CJIB. Omdat in sommige gevallen onverwijld handelen nodig is, kan een dergelijke (administratieve) route niet altijd worden afgewacht. Daarom schrijft deze instructie de handelwijze voor, op basis van in de keten gemaakte afspraken vanuit het vertrekpunt van de gescheiden verantwoordelijkheden.

  1. Algemeen

Sinds de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, is niet langer het Openbaar Ministerie maar de minister verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende de voorlopige hechtenis. Om die reden worden deze van de rechtspraak ontvangen beslissingen ter uitvoering aan het CJIB verstrekt.

In sommige gevallen kan de reguliere aanlevertermijn van artikel 6:1:1 Sv niet worden afgewacht. Op grond van artikel 73 Sv is een bevel tot gevangenneming dadelijk uitvoerbaar en is het nodig met spoed te handelen.

Het is van belang te voorkomen dat de voortvarende tenuitvoerlegging van het bevel gevangenneming leidt tot rolvermenging en een verschuiving van verantwoordelijkheden. Daarom zijn in de keten sluitende afspraken gemaakt over de rol van de rechtspraak, het Openbaar Ministerie, het CJIB en de (parket)politie. Deze afspraken zijn vastgelegd in een (keten)werkinstructie. De in deze instructie voorgeschreven werkwijze sluit aan op deze werkinstructie en wil de naleving ervan borgen.

  1. Het bevel gevangenneming

De rechter kan ambtshalve of op vordering de gevangenneming van de verdachte bevelen.

Uitgangspunt is dat wanneer sprake is van een verdachte die in de betreffende zaak niet feitelijk van zijn vrijheid is beroofd terwijl een vrijheidsstraf van acht jaar of meer wordt gevorderd, de officier van justitie [1] ter zitting de gevangenneming vordert, tenzij daarvoor naar het oordeel van de officier van justitie geen gronden aanwezig zijn.

Wanneer de officier van justitie weloverwogen geen gronden aanwezig acht voor gevangenneming, geeft hij in het requisitoir blijk van zijn overwegingen daaromtrent. Tevens verzoekt de officier van justitie de rechtbank gebruik te maken van haar bevoegdheid ambtshalve de gevangenneming te bevelen indien de rechtbank anders dan de officier van justitie wel gronden aanwezig acht.

Bij de vordering tot gevangenneming vraagt de officier van justitie de zittingsrechter altijd om zo mogelijk vóór sluiting van het onderzoek ter terechtzitting te beslissen op die vordering.

Bij een geschorst bevel voorlopige hechtenis wordt in bovenstaande gevallen een vordering tot opheffing van de schorsing gedaan of overwogen. De eis ter terechtzitting weegt dan op tegen het persoonlijke belang dat leidde tot schorsing. In het geval van een onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf volgt immers (ook) vrijheidsbeneming.

  1. PROCEDURE

Als de officier van justitie voornemens is een vordering tot gevangenneming te doen en de verwachting bestaat dat er geen parketpolitie in de zittingszaal aanwezig zal zijn, informeert het Openbaar Ministerie de (parket)politie zodat deze (alsnog) ter zitting aanwezig is.

Voor wat betreft de aanlevering van gegeven bevelen tot gevangenneming is het van groot belang de (keten)werkinstructie te volgen zodat rolvast wordt gewerkt en de kans op incidenten minimaal is.

Op hoofdlijnen komt het proces neer op de reguliere verstrekking (met hoge urgentie) van een van de rechtspraak ontvangen schriftelijke beslissing aan het CJIB. [2]

Wanneer de verdachte ter zitting is verschenen verstrekt de officier van justitie –naast de hiervoor genoemde reguliere aanlevering aan het CJIB – tevens een kopie van de ontvangen beslissing aan de aanwezige (parket)politie. De (parket)politie handelt vervolgens als ware door de minister een last tot aanhouding als bedoeld in artikel 6:1:6 Sv gegeven, op grond waarvan de vrijheidsbeneming kan worden geëffectueerd zoals bedoeld in artikel 6:2:1 lid 1 en onder a Sv. Onverminderd het gezag dat het Openbaar Ministerie over de politie heeft, handelt de (parket)politie hier dus in opdracht van de minister vanwege diens verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, waaronder het bevel tot gevangenneming.

Van enige afspraken met de verdachte of diens raadsman over de (wijze of tijdstip van) uitvoering van een bevel tot gevangenneming wordt afgezien, omdat de officier van justitie daartoe niet bevoegd is.

Nadat een bevel tot gevangenneming is verkregen, is de rol van het Openbaar Ministerie beperkt tot het aanleveren van die ontvangen beslissing aan het CJIB en – in het geval de verdachte ter zitting is verschenen – tevens aan de (parket)politie.

OVERGANGSRECHT

Deze instructie heeft gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

[1] Daar waar sprake is van hoger beroep worden de advocaat-generaal en/of het gerechtshof bedoeld.

[2] Het OM verstrekt enkel de aangeleverde schriftelijke informatie. Het zet beslissingen van de rechtspraak niet op schrift.