Aanwijzing vorderen gegevens derdengeldenrekening notaris (2013A005)
Categorie |
|
---|---|
Rechtskarakter |
Aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 4 Wet RO |
Van | College van Procureurs-Generaal |
Aan | Hoofden van de OM-onderdelen |
Registratienummer | 2013A005 |
Datum vaststelling | 28 januari 2013 |
Datum inwerkingtreding | 1 maart 2013 |
Publicatie in Staatscourant | 2013, Nr. 5111 |
Relevante beleidsregels | Aanwijzing opsporingsbevoegdheden (2014A009) |
Wetsbepalingen |
Art. 25 lid 9 Wet op het notarisambt; artt. 96a, 126a, 126na, 126nc, 126nd, 126ne, 126uc, 126ud, 126ue, 126bb en 577b Wetboek van Strafvordering |
Bijlagen | - |
1. Samenvatting
Met ingang van 1 januari 2012 is in artikel 25 lid 9 van de Wet op het notarisambt (Wna) een beperkte informatieplicht voor de notaris opgenomen, die inhoudt dat een notaris onder bepaalde voorwaarden verplicht is om in het kader van een strafrechtelijk onderzoek de door een opsporingsambtenaar, een officier van justitie of een rechter-commissaris gevorderde gegevens te verstrekken met betrekking tot zijn derdengeldenrekening. Deze informatieplicht vormt een uitzondering op de geheimhoudingsplicht van de notaris die is neergelegd in artikel 22 Wna. Deze aanwijzing bevat regels voor het verkrijgen van informatie over de derdengeldenrekening van een notaris ten behoeve van de opsporing, zoals bedoeld in artikel 25 lid 9 Wna. De gegevens moeten worden gevorderd met toepassing van de bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daarbij is in alle gevallen de toestemming van de officier van justitie vereist, ook als de wet deze eis niet stelt. De informatieplicht geldt niet voor de onderliggende akten en gegevens die geen verband houden met de betalingen die via de derdengeldenrekening zijn gedaan. Die vallen nog altijd onder de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de notaris.
2. Geheimhoudingsplicht, verschoningsrecht en de uitzonderingen daarop
2.1 Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht
De notaris is op grond van artikel 22 Wna verplicht tot geheimhouding ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt. Deze geheimhoudingsplicht strekt zich volgens de Hoge Raad ook uit tot derdengeldenrekening van de notaris.[1] Dezelfde geheimhoudingsplicht geldt voor de personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn. In het Wetboek van Strafvordering is aan de notaris op grond van zijn geheimhoudingsplicht een verschoningsrecht toegekend in het geval de notaris als getuige wordt gehoord (artikel 218 Sv). Dit verschoningsrecht werkt door in de toepassing van andere dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden. Zo is de notaris niet verplicht aan een bevel uitlevering te voldoen, voor zover de uitlevering in strijd is met zijn geheimhoudingsplicht (artikel 96a lid 3 onder b Sv). Hetzelfde geldt voor het vorderen van gegevens (bijvoorbeeld artikel 126nd lid 2 Sv). Ook in de bepalingen voor doorzoeking wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van de notaris op grond van zijn geheimhoudingsplicht (bijvoorbeeld artikel 98 lid 2 Sv).
2.2 Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht
In het kader van de strafvordering zijn er twee uitzonderingen geformuleerd op de geheimhoudingsplicht en daarmee op het verschoningsrecht van de notaris, een in de wet en een in de jurisprudentie.
- 1) De wettelijke uitzondering is neergelegd in artikel 25 lid 9 Wna. Deze bepaling verplicht de notaris, in uitzondering op de geheimhoudingsplicht van artikel 22 Wna, de gegevens met betrekking tot de bijzondere rekening te verstrekken aan de opsporingsambtenaar, de officier van justitie of de rechter-commissaris die deze vordert uit hoofde van de uitoefening van een bevoegdheid op grond van het Wetboek van Strafvordering.
- 2) Daarnaast is in de jurisprudentie aanvaard dat zich in individuele gevallen zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen voordoen waarin het belang van de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de verschoningsgerechtigde wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit.[2]
3. De informatieplicht van de notaris
3.1 De derdengeldenrekening of bijzondere rekening
De notaris vervult in het kader van zijn ambtsuitoefening vaak ook een rol bij de financiële afwikkeling van transacties en is op grond van artikel 25 Wna verplicht om daartoe een of meer bijzondere rekeningen aan te houden bij een bank. Een dergelijke rekening wordt ook wel aangeduid als derden(gelden)rekening of kwaliteitsrekening. Voorschriften met betrekking tot de bijzondere rekening worden gegeven in de artikelen 24 en 25 Wna. De notaris is bij uitsluiting bevoegd tot het verrichten van transacties met de gelden die zijn gestort op de bijzondere rekening, in opdracht van zijn cliënten dan wel andere rechthebbenden. Het saldo op de bijzondere rekening behoort niet tot het vermogen van de notaris.
Op grond van artikel 3 van de Administratieverordening van de KNB is de notaris verplicht een zaken-/dossieradministratie te voeren die compleet en in voldoende mate gedetailleerd is, opdat op elk moment de financiële status en voortgang van de in behandeling genomen opdrachten blijkt.[3]
3.2 De gegevens die onder de informatieplicht van de notaris vallen
De informatieplicht van de notaris zoals bedoeld in artikel 25 lid 9 Wna betreft alleen de gegevens die betrekking hebben op het betalingsverkeer dat via de derdengeldenrekening verloopt. Deze informatieplicht omvat mede de gegevens die onder de informatieplicht van lid 8 van artikel 25 Wna vallen. Om die reden wordt eerst kort ingegaan op de bepaling in het achtste lid.
3.2.1 Artikel 25 lid 8 Wna
In artikel 25 lid 8 Wna is de verplichting voor de notaris opgenomen aan de inspecteur of de ontvanger, bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Algemene douanewet of de Invorderingswet 1990 bepaalde gegevens te verschaffen inzake betalingen die zijn verricht via de derdengeldenrekening, indien de inspecteur of ontvanger, daartoe gemachtigd door de Minister van Financiën, dit verzoekt. De gegevens die op grond van die bepaling kunnen worden verstrekt, zijn limitatief opgesomd.
De gegevens die onder de reikwijdte van artikel 25 lid 8 Wna vallen, houden verband met een bepaalde notariële transactie of handeling dan wel met een specifieke betaling naar of vanaf de bijzondere rekening van de notaris. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om informatie over de hoogte van de betalingen, wie de betaling heeft gedaan of ontvangen en wie van welke bankrekening gebruik heeft gemaakt. Ook de rol van de betrokkenen bij de betaling dient bij het verstrekken van de gegevens door de notaris te worden aangeduid. Het gaat hier om een aanduiding van de aard van de transactie, zoals de overdracht van een onroerende zaak, de vestiging van een hypotheekrecht op die zaak en de rol van de betrokkenen bij de betalingen in dat verband, bijvoorbeeld wie van de verstrekte namen de koper, de verkoper en de hypotheek- of geldverstrekker was.[4]
3.2.2 Artikel 25 lid 9 Wna
In artikel 25 lid 9 Wna is de verplichting voor de notaris opgenomen gegevens over de derdengeldenrekening te verstrekken naar aanleiding van een vordering op grond van het Wetboek van Strafvordering. De informatieplicht uit lid 9 is ruimer dan die in lid 8. Als voorwaarde geldt dat de gevorderde gegevens verband moeten houden met de derdengeldenrekening.
Zo kan de vordering bijvoorbeeld betrekking hebben op de vraag of een bepaalde persoon een of meer transacties heeft verricht, waarvan de betaling via de derdengeldenrekening is verlopen. Ook kan worden gedacht aan het vorderen van gegevens over de natuurlijke personen die verbonden zijn aan de rechtspersonen die partij zijn bij de transactie (de uiteindelijk belanghebbende of UBO (ultimate beneficial owner)).[5]
Ten aanzien van de opdrachtgevers of derden die betrokken zijn bij een transactie geldt dat hun gegevens slechts onder de informatieplicht van de notaris vallen, voor zover zij bij de betaling via de derdengeldenrekening betrokken zijn.
3.3 Plicht tot verstrekken van gegevens, niet van stukken
Artikel 25 lid 9 Wna verplicht tot het verstrekken van gegevens, niet tot het verstrekken van (afschriften van) bepaalde documenten. De notaris kan echter wel financiële overzichten, zoals bankafschriften of de nota van afrekening, verstrekken mits daarop alleen de gegevens staan of zichtbaar zijn die onder de wettelijke informatieplicht vallen.[6]
De akten en andere bescheiden ter zake van de notariële dienstverlening die ten grondslag liggen aan betalingen via de bijzondere rekening, vallen onverminderd onder het notariële ambtsgeheim.
3.4 De informatieplicht alleen voor de notaris
De informatieplicht geldt alleen voor de notaris zelf. Zogeheten afgeleide verschoningsgerechtigden, zoals medewerkers van een notariskantoor of personen of instanties die in opdracht van een notaris werkzaamheden verrichten, hebben geen wettelijke informatieplicht.[7] De vordering tot het verstrekken van gegevens dient dan ook tot de notaris te worden gericht.
3.5 Bewaartermijn voor de financiële gegevens
Op grond van artikel 24 lid 5 Wna juncto artikel 2:10 Burgerlijk Wetboek geldt voor de financiële gegevens van de notaris een bewaartermijn van zeven jaar. Deze bewaartermijn geldt ook voor de gegevens van de derdengeldenrekening.[8]
Als de notaris niet meer over gevorderde informatie beschikt, ligt het voor de hand dat de notaris contact opneemt met de officier van justitie. In sommige gevallen kan de notaris de verlangde gegevens afleiden uit de zaken-/dossieradministratie. Ook kan de notaris de benodigde gegevens achterhalen via de financiële instelling waar de derdengeldenrekening wordt aangehouden. De tussenkomst van de notaris is hier vereist, ook om te voorkomen dat meer informatie wordt verstrekt dan de Wet op het notarisambt toelaat.
4. De bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering
Om de gegevens van de derdengeldenrekening te verkrijgen, dienen de bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering te worden toegepast. De strafvorderlijke bepalingen verduidelijken welke gegevens met betrekking tot de bijzondere rekening van de notaris mogen worden gevorderd, bepalen wie tot uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid bevoegd is en stellen nadere voorwaarden aan de toepassing ervan.
De toepassing van de bevoegdheden is niet beperkt tot financieel-economische criminaliteit, maar kan ook in het kader van de opsporing van (de financiële aspecten van) andersoortige criminaliteit plaatsvinden.[9]
4.1 Opsporingsonderzoek
In het kader van een opsporingsonderzoek kunnen ter verkrijging van gegevens van de derdengeldenrekening in het bijzonder de volgende bevoegdheden worden toegepast:
- - het geven van een bevel tot uitlevering van voorwerpen (artikel 96a Sv)[10];
- - het vorderen van identificerende gegevens (artikel 126na en 126nc Sv);
- - het vorderen van andere dan identificerende gegevens (artikel 126nd en 126uc Sv);
- - het vorderen van toekomstige gegevens (artikel 126ne en 126ue Sv).[11]
4.2 Strafrechtelijk financieel onderzoek
Voor het verkrijgen van gegevens van de derdengeldenrekening in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek geldt met name de volgende bepaling:
- - het geven van een bevel opgave te doen of inzage of afschrift te geven van bescheiden of van gegevens (artikel 126a Sv).
Een dergelijk bevel, zoals bedoeld in artikel 126a Sv, kan ook worden gegeven in het kader van een nader strafrechtelijk financieel onderzoek, dat plaatsvindt na de einduitspraak in de ontnemingszaak (artikel 126fa Sv).
4.3 Strafrechtelijk executieonderzoek
De bevoegdheden tot het vorderen van gegevens en de bevoegdheid van artikel 126a Sv kunnen in het kader van onderzoek naar het vermogen van een veroordeelde (een strafrechtelijk executieonderzoek) worden toegepast(artikelen 577bb en 577bd Sv).
4.4 Aanwijzingen van een terroristisch misdrijf
De bevoegdheden tot het vorderen van gegevens kunnen ook worden toegepast in geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf (artikelen 126zk-126zp Sv).
4.5 Geen bijzondere wetten
Gelet op de tekst van artikel 25 lid 9 Wna mogen alleen de bevoegdheden op grond van het Wetboek van Strafvordering worden toegepast en níet de bevoegdheden op grond van bijzondere wetten, zoals de Wet op de economische delicten.
4.6 Wijze van vorderen
De officier van justitie moet altijd vooraf toestemming verlenen voor het vorderen van de gegevens (zie paragraaf 4.7). De vordering moet aan de notaris zijn gericht (zie paragraaf 3.4).
In de vordering dient - naast de specifieke informatie die op grond van de toepasselijke bepaling van het Wetboek van Strafvordering moet worden opgenomen - in ieder geval de volgende informatie te worden opgenomen:
- a) een nauwkeurige vermelding van de gegevens die worden verlangd (vergelijk bijvoorbeeld artikel 126nd lid 3 Sv). Daarbij moet zo duidelijk mogelijk worden aangegeven om welke transactie of welke betalingen het gaat. Welke gegevens in het kader van het opsporingsonderzoek precies nodig zijn, verschilt overigens per zaak;
- b) indien bekend, een nauwkeurige aanduiding van de persoon of personen over wie de gegevens worden gevorderd;
- c) de termijn waarbinnen en de wijze waarop de gegevens dienen te worden verstrekt;
- d) een verwijzing naar de wettelijke bepaling op grond waarvan de gegevens worden gevorderd (de titel van de vordering);
- e) de mededeling dat de notaris verplicht is aan de vordering te voldoen, onder verwijzing naar artikel 25 lid 9 Wna (zie paragraaf 5.3 en 5.4), en
- f) de mededeling dat hij verplicht is om alle informatie omtrent de vordering geheim te houden op grond van artikel 126a lid 5 Sv dan wel artikel 126bb lid 5 Sv (zie paragraaf 5.5).
In de vordering hoeft niet te worden vermeld op welke verdachte (of veroordeelde) het onderzoek waarin de vordering wordt gedaan betrekking heeft.
De vordering hoeft geen betrekking te hebben op gegevens over de verdachte zelf. Er kunnen ook gegevens worden gevorderd over personen die geen verdachte zijn, zoals blijkt uit de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering. Ook artikel 25 lid 9 Wna beperkt de informatieplicht van de notaris niet tot gegevens over de verdachte.[12]
4.7 Altijd voorafgaande toestemming van de officier van justitie
Voor het verkrijgen van gegevens met betrekking tot de derdengeldenrekening is altijd de voorafgaande toestemming van de officier van justitie vereist, ook wanneer de wet dat niet voorschrijft[13]. Dat betekent dat ook voor het vorderen van identificerende gegevens (artikel 126nc/uc Sv) en het bevel opgave te doen van gegevens in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (artikel 126a Sv) telkens de toestemming van de officier van justitie nodig is.
5. Bijzonderheden met betrekking tot de notaris
5.1 De notaris als verdachte
Als een notaris zelf wordt verdacht van een (ernstig) strafbaar feit, dat verband houdt met de gegevens die de officier van justitie wil vorderen, kan de vordering tot het verstrekken van gegevens of het bevel tot uitlevering van voorwerpen niet tot de notaris worden gericht (zie bijvoorbeeld artikel 126nd lid 2 en 96a lid 2 Sv). Artikel 25 lid 9 Wna is dan niet toepasbaar. Op grond van de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan in dat geval de vordering tot een derde worden gericht, ten aanzien van wie redelijkerwijs wordt vermoed dat hij toegang tot deze gegevens heeft, zoals een financiële instelling. Er moet dan wel zijn voldaan aan de criteria die in de jurisprudentie van de Hoge Raad worden gesteld aan de doorbreking van het verschoningsrecht (zie paragraaf 2).
Indien de notaris als verdachte is aangemerkt, verdient het aanbeveling dat de officier van justitie contact opneemt met de ringvoorzitter van de KNB. Dat geldt ook in het geval dat naar aanleiding van de verstrekking van gegevens onregelmatigheden worden geconstateerd, die geen verband houden met het opsporingsonderzoek (bijvoorbeeld als blijkt dat ten onrechte een MOT-melding achterwege is gebleven). De ringvoorzitter kan de officier van justitie van advies voorzien. Hij kan ook optreden als intermediair. Daarnaast kan contact worden gelegd met het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Het BFT houdt integraal toezicht op de financiën, de integriteit en de kwaliteit van het notariaat en kan in voorkomende gevallen, evenals de KNB, een klacht indienen bij een van de Kamers voor het notariaat (voorheen: de Kamers van toezicht), die belast zijn met de tuchtrechtspraak.
5.2 Gedefungeerde of elders werkzame notaris
In het geval dat de notaris niet langer als zodanig werkzaam is, zal de vordering tot zijn opvolger moeten worden gericht. Daarvoor kan het Protocollenregister van de KNB worden geraadpleegd (artikel 5 lid 2 sub d Wna).[14] In het geval de notaris nog wel als notaris werkzaam is, maar zijn ambt inmiddels bij een ander kantoor uitoefent, dient de vordering tot de notaris te worden gericht. Hij dient er vervolgens zorg voor te dragen dat de verlangde gegevens worden verstrekt, zo nodig na raadpleging van een ambtsgenoot bij zijn oude kantoor.
5.3 De medewerkingsverplichting van de notaris en de mogelijkheid van beklag
Op grond van artikel 25 lid 9 Wna is de notaris verplicht aan de opsporingsambtenaar, de officier van justitie of de rechter-commissaris de gevorderde gegevens met betrekking tot de bijzondere rekening te verstrekken. De notaris dient daarbij uit te gaan van de rechtmatigheid van de vordering. Het is niet aan de notaris om onderzoek te doen naar de redenen die aan de vordering ten grondslag liggen. De notaris dient zich er wel van te vergewissen dat er daadwerkelijk sprake is van een vordering tot het verstrekken van gegevens in de zin van artikel 25 lid 9 Wna.[15]
Als de notaris fouten of verschrijvingen in de vordering constateert en hij daardoor of om een andere reden twijfelt aan de rechtmatigheid van de vordering, ligt het in de rede dat hij daarover in contact treedt met de officier van justitie.
Indien de notaris van oordeel is dat het openbaar ministerie of de politie geen kennis zou mogen nemen van de gegevens of deze gegevens niet zou mogen gebruiken, dan dient hij de gegevens te verstrekken onder gelijktijdige bezwaarmaking met het verzoek tot verzegeling. In dat geval kan hij een klaagschrift indienen bij de rechtbank op grond van artikel 552a Sv.[16] De notaris kan daarbij ook het verzoek doen de op de vordering verstrekte gegevens te vernietigen (artikel 552a lid 2 Sv).
5.4 Strafbaarheid opzettelijk niet voldoen aan de vordering
Het opzettelijk niet voldoen aan de vordering is strafbaar op grond van artikel 184 Sr. Bij een verdenking van dit misdrijf kan de officier van justitie de daarbij behorende dwangmiddelen toepassen. Mocht tot inbeslagneming worden overgegaan, dan verdient het aanbeveling, indien en voor zover het belang van het onderzoek dat toelaat, een kopie van de in beslag genomen stukken achter te laten ten behoeve van de administratie van de notaris en het eventueel door het BFT in te stellen onderzoek naar de naleving van de boekhoudkundige verplichtingen door de notaris.
5.5 Wettelijke geheimhoudingsplicht met betrekking tot de vordering
De notaris dient de vordering geheim houden. Deze geheimhoudingsplicht is opgenomen in artikel 126a lid 5 Sv en artikel 126bb lid 5 Sv. Schending van deze wettelijke geheimhoudingsplicht is strafbaar op grond van artikel 272 Sr.
6. Overgangsregeling
Met ingang van 1 januari 2012 is de notaris op een daartoe strekkende vordering verplicht de informatie over de derdengeldenrekening te verstrekken. Het maakt daarbij niet uit of de gevorderde informatie betrekking heeft op transacties van vóór 1 januari 2012 of op transacties die daarna hebben plaatsgevonden.
[1] HR 18 december 1998, NJ 2000, 341 (Van Olst/Ontvanger).
[2] Zie HR 30 oktober 2007, LJN BA5612, NJ 2008, 115, waarin wordt verwezen naar HR 14 juni 2005, LJN AT4418, NJ 2005, 353.
[3] Verordening van de KNB van 13 september 2000, Stcrt. 2000, 182.
[4] Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 6, p. 14.
[5] Op grond van artikel 3 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme dient de notaris de cliënt en de uiteindelijk belanghebbende (de UBO) te identificeren en hun identiteit te verifiëren.
[6] Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 3, p. 10.
[7] Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 3, p. 10.
[8] Op grond van artikel 24 lid 1 Wna wordt onder het kantoorvermogen mede begrepen "het beheer van gelden van derden, al dan niet vallend onder artikel 25." De Memorie van toelichting bij de Reparatiewet Wet op het notarisambt bevat in de artikelsgewijze toelichting ter zake de volgende passage: "In de in artikel 24, eerste lid geregelde administratie- en bewaarverplichting van de notaris werd ten onrechte de suggestie gewekt dat daaronder niet de derdenrekening van artikel 25 zou zijn begrepen. De wijziging van artikel 24 betreft dus een verduidelijking op dit punt." Kamerstukken II 2003/04, 29 212, nr. 3, p. 4.
[9] Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 6, p. 16.
[10] Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een kopie van een paspoort of andere documenten waaruit de identiteit kan blijken.
[11] Zie uitgebreider over de bevoegdheid tot het vorderen van gegevens de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden.
[12] Ook het strafrechtelijk executieonderzoek is niet beperkt tot het verkrijgen van inzicht in het vermogen van de veroordeelde. Met het verrichten van onderzoek naar het vermogen, waarbij de nadruk ook kan liggen op vermogensverschuivingen, kan ook de vermogenspositie van derden in het vizier komen. Dit kan aanleiding geven tot de aanvullende inzet van bevoegdheden. Het belang van het onderzoek zich hiertegen in zijn algemeenheid niet. Zie Kamerstukken II 2009/10, 32 194, nr. 3, p. 16.
[13] Zo is ook opgemerkt in de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 3, p. 12.
[14] Dit register kan eenvoudig via http://www.notaris.nl/ worden geraadpleegd, zoekterm: Opvolgersarchief.
[15] Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 6, p. 11.
[16] Kamerstukken II 2010/11, 32 700, nr. 6, p. 11.