Aanwijzing herziening ten nadele (2014A001)
Rechtskarakter |
Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO |
---|---|
Van | College van procureurs-generaal |
Aan | Hoofden van de OM-onderdelen |
Registratienummer | 2014A001 |
Datum inwerkingtreding | 1 februari 2014 |
Publicatie in Staatscourant | 2014, 2826 |
Wetsbepalingen |
artt. 482a t/m 482i Sr |
Bijlagen | - |
Samenvatting
Met deze aanwijzing geeft het College van procureurs-generaal aan in welke gevallen herziening ten nadele van de gewezen verdachte kan worden aangevraagd.
ACHTERGROND
Nadat een verdachte is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging kunnen gegevens bekend worden die de rol van de gewezen verdachte in een nieuw daglicht stellen. Dat kan het geval zijn wanneer, bijvoorbeeld door de toegenomen mogelijkheden op het gebied van DNA-onderzoek, nieuw forensisch bewijsmateriaal ten nadele van de gewezen verdachte naar voren is gekomen. Een ander voorbeeld is het bekend worden dat door een getuige of deskundige meineed is gepleegd. Als het ernstig vermoeden bestaat dat de verdachte wel zou zijn veroordeeld als die gegevens tijdens het onderzoek op de terechtzitting wel bij de rechter bekend zouden zijn geweest, is wenselijk dat de zaak opnieuw aan de rechter kan worden voorgelegd. Per 1 oktober 2013 is de Wet herziening ten nadele in werking getreden.[1] Deze wet maakt herziening ten nadele van de gewezen verdachte na een eerdere vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging mogelijk. Het is een ingrijpend rechtsmiddel en om die reden is het aantal gronden waarop herziening kan plaatsvinden beperkt. Om diezelfde reden is herziening ten nadele enkel mogelijk op aanvraag van het College van procureurs-generaal en is een tegen de gewezen verdachte gericht opsporingsonderzoek enkel toegestaan onder strenge voorwaarden en omkleed met procedurele waarborgen.
In welke gevallen is herziening ten nadele mogelijk
Op grond van artikel 482a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de Hoge Raad op aanvraag van het College van procureurs-generaal een onherroepelijke uitspraak waarbij de verdachte is vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging op een aantal gronden herzien indien dit in het belang is van een goede rechtsbedeling. Herziening ten nadele van de gewezen verdachte is slechts mogelijk in het geval van een ‘novum' of wanneer zich één van andere in de wet genoemde gevallen voordoet, de zogeheten falsa.
•A. Herziening ten nadele in het geval van een ‘novum'.
Het novum is omschreven in artikel 482a, eerste lid, aanhef en onder a, Sv.
Herziening ten nadele is op grond van een novum mogelijk als sprake is van een gegeven dat aan de rechter tijdens de behandeling ter terechtzitting niet bekend was én het ernstige vermoeden bestaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, de gewezen verdachte zou zijn veroordeeld voor een opzettelijk begaan misdrijf dat de dood van een ander tot gevolg heeft gehad.
Ingevolge het bepaalde in het vijfde lid van artikel 482a Sv is medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van het hier bedoelde misdrijf daaronder niet begrepen.
In het derde lid van artikel 482a Sv is bepaald dat alleen een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte of diens medeverdachte dan wel de resultaten van technisch onderzoek als een novum kunnen worden aangemerkt.
Bij gelegenheid van de parlementaire behandeling [2] van het wetsvoorstel heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Eerste Kamer der Staten-Generaal toegezegd dat in de beleidsregels van het OM zal worden opgenomen dat herzieningsaanvragen op grond van een novum beperkt dienen te blijven tot de gevallen waarin het novum betrekking heeft op een misdrijf waardoor opzettelijk de dood van de ander is veroorzaakt. Onder het opzettelijk veroorzaken van andermans dood is voorwaardelijk opzet begrepen.
In het licht hiervan hanteert het College van procureurs-generaal bij de beoordeling van de vraag of een aanvraag tot herziening ten nadele op grond van een novum zal worden gedaan, als criterium:
Er is sprake van een gegeven dat aan de rechter tijdens de behandeling ter terechtzitting niet bekend was en waardoor het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte voor een misdrijf waardoor opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) de dood van een ander is veroorzaakt.
In de tot herziening strekkende schriftelijke vordering, als bedoeld in artikel 482b Sv, wordt met inachtneming van dit criterium aangegeven op grond van welke gegevens herziening wordt aangevraagd en uit welke bewijsmiddelen die gegevens blijken.
De vordering van de officier van justitie op grond van het tweede lid van artikel 482c Sv, gericht tot de rechter-commissaris, heeft tot doel om ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag nader onderzoek te verrichten. Naast het inhoudelijk onderzoek naar de feiten zal dat onderzoek mede gericht kunnen zijn op de vraag of voldaan is aan voormeld criterium.
•B. Herziening ten nadele in andere gevallen
Herziening ten nadele is, naast het geval van een novum, mogelijk in de volgende gevallen.
- - Als de uitspraak berust op stukken waarvan nadien de valsheid is vastgesteld en het ernstige vermoeden bestaat dat, indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, verdachte zou zijn veroordeeld (artikel 482a, eerste lid, onder b, Sv).
- - Als is komen vast te staan dat een getuige of deskundige zich in de strafzaak schuldig heeft gemaakt aan meineed en het ernstige vermoeden bestaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, verdachte zou zijn veroordeeld (artikel 482a, eerste lid, onder c, Sv).
- - Als na het onherroepelijk worden van de uitspraak is komen vast te staan dat de gewezen verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de wet genoemde gevallen van omkoping, bedreiging of dwang (artikelen 177-178, 179, 284, 284a, 285, 285a van het Wetboek van Strafrecht) en het ernstige vermoeden bestaat dat, indien de verdachte dat feit niet zou hebben begaan, deze zou zijn veroordeeld (artikel 482a, eerste lid, onder d, Sv).
- - Als is komen vast te staan dat de rechter zich met betrekking tot de aan zijn oordeel onderworpen zaak schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 364 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf van omkoping (artikel 482a, tweede lid, Sv).
OVERGANGSRECHT
De Wet herziening ten nadele is zonder beperking op 1 oktober 2013 in werking getreden.
Dat betekent dat vanaf die datum herziening ten nadele kan plaatsvinden, ook van uitspraken die onherroepelijk zijn geworden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
[1] Wet van 11 april 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele), Stb. 138 (Kamerstukken 32 044).
[2] Handelingen I 2012/13, 32 044, p. 23-3-5