OM: behandeling bedreiger burgemeester Van Zanen noodzakelijk
De officier van justitie heeft vandaag een deels voorwaardelijke celstraf geëist tegen een 58-jarige Utrechter die ervan wordt verdacht in de maand juli van dit jaar de burgemeester van Utrecht twee maal telefonisch te hebben bedreigd via het gemeentelijke klantcontactcenter. Gelet op de psychiatrische problematiek van de man wil de officier dat er een aantal voorwaarden aan de straf wordt verbonden, zoals behandeling, toezicht en begeleid wonen.
Op 11 en 16 juli wendde de verdachte zich telefonisch tot de gemeente Utrecht en vroeg de burgemeester te spreken. Toen dat niet mogelijk was, uitte hij forse bedreigingen gericht tegen het leven van de burgemeester. Bij zijn aanhouding in het gemeentehuis op 20 juli uitte hij weer een ernstige bedreiging aan het adres van de burgemeester.
Uit het onderzoek naar de persoon van de verdachte komt naar voren dat hij een persoonlijkheidsstoornis heeft, zwakbegaafd is en lijdt aan psychotische wanen. De kans dat hij zijn bedreiging ook zou uitvoeren is als reëel ingeschat en het recidiverisico als hoog. Ook op de zitting vandaag nam de man zijn woorden niet terug en betoonde zich gefrustreerd en kwaad.
In haar advies schrijft de Reclassering dat behandeling in een gedwongen kader niet zal lukken. Gelet op de problematiek die is vastgesteld bij de verdachte wordt een fundamentele behandeling van de persoonlijkheidsstoornis niet als realistisch beschouwd. En, hoewel de problematiek zorgelijk is, zijn de feiten niet geschikt voor een maatregel TBS, omdat de verdachte nooit fysiek geweld heeft gebruikt. Wel mogelijk zijn behandeling en begeleiding door Reclassering en het zogenoemde Fact-team, speciaal bedoeld voor mensen die een ernstige psychiatrische aandoening hebben in combinatie met problemen op andere levensterreinen.
De officier van justitie sprak van ernstige bedreigingen. “Het moet en mag duidelijk zijn dat een burgemeester zijn publieke taak moet kunnen uitoefenen zonder aan bedreigingen te worden blootgesteld”. Bij zijn strafeis hield de officier ook rekening met het strafblad van de verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de geringe kans op succes van een gedwongen psychotherapeutische behandeling. Alles overwegende eiste hij een celstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een lange proeftijd van drie jaar. Daarnaast eiste hij als bijzondere voorwaarde een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en de geadviseerde intensieve begeleiding. Ten slotte eiste hij dat de verdachte eerder opgelegd voorwaardelijke straffen van 40 dagen en drie weken, eveneens voor bedreigingen, moet uitzitten. De rechtbank doet over twee weken uitspraak.