WBOM-advies ANPR-camera’s gereed (24-02-2022)
Het Wetenschappelijk Bureau van het Openbaar Ministerie (WBOM) heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van overzichtsfoto’s van personenauto’s waarop personen herkenbaar voorkomen, gemaakt door ANPR-camera’s. De hoofdvraag die voorlag, is of politie en OM deze foto’s op basis van artikel 3 Politiewet 2012 mogen maken en vervolgens gebruiken voor opsporingsdoeleinden in strafzaken. En mocht dat niet toegestaan zijn, of er dan mogelijk een andere wettelijke grondslag is die voor genoemd artikel 3 in de plaats zou kunnen komen.
Het WBOM concludeert dat artikel 3 Politiewet 2012 een vrij wankele basis vormt voor het verkrijgen van ANPR-foto’s waarop de inzittenden herkenbaar in beeld zijn. Alleen wanneer ANPR-hits incidenteel gepaard gaan met een foto waarop de inzittenden herkenbaar in beeld zijn (bijvangst), hoeft dit geen probleem te zijn. De inbreuk op de privacy blijft dan in principe beperkt.
Het vervolgens bewaren en gebruiken van foto’s van herkenbare personen mag alleen als deze – als bijvangst verkregen foto’s – noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de politietaak. Dat zal vaak niet het geval zijn, aangezien kentekengegevens doorgaans al voldoende zijn om het oorspronkelijke doel te dienen (bijvoorbeeld om iemand aan te houden). ANPR is nu eenmaal gericht op kentekens. Niettemin kunnen, in uitzonderlijke gevallen, foto’s van herkenbare personen voor het bewijs in strafzaken worden gebruikt. (Zie echter hierna onder het kopje “Hoe nu verder?”.)
Andere wettelijke grondslag
Het WBOM meent dat de regeling van stelselmatige observatie in het Wetboek van Strafvordering (art. 126g Sv/126o Sv/126zd Sv) theoretisch gezien het meest in aanmerking komt als mogelijke andere wettelijke grondslag voor het gebruiken van ANPR-foto’s voor opsporingsdoeleinden. Maar daar zitten wel wat haken en ogen aan, beschrijft het WBOM in zijn advies.
Al met al concludeert het WBOM dat het goed zou zijn om de volledige ANPR-praktijk uiteindelijk op te nemen in één allesomvattende regeling (een Wet op de ANPR). In die wet zou dan exact kunnen worden geregeld onder welke voorwaarden en met welke doelen wat voor soort foto’s mogen worden gemaakt én hoe het zit met het bewaren, raadplegen, verder verwerken en vernietigen van de foto’s (zowel in het standaardgeval dat de inzittenden op de foto niet herkenbaar zijn, als in het uitzonderingsgeval dat dit anders is).
Hoe nu verder?
Het WBOM-advies is geen standpunt van het Openbaar Ministerie. Dit advies wordt nu nader bestudeerd door de betrokkenen binnen OM en politie. Daarna bepaalt het OM, in overleg met de politie, wat de gevolgen zijn van dit advies voor de dagelijkse praktijk. Tot die tijd blijft de huidige werkwijze in stand: ongeblurde ANPR-overzichtsfoto’s worden tot nader order niet gebruikt voor opsporingsdoeleinden.
Status WBOM-adviezen
Het Wetenschappelijk Bureau van het OM (WBOM) is een intern adviesorgaan van het OM. Het WBOM geeft adviezen op juridisch-inhoudelijk terrein aan het College van procureurs-generaal en aan andere OM-collega's. In dit geval gaat het om een advies aan OM-collega’s. Een WBOM-advies is, zoals gezegd, geen standpunt van het OM, of van het College van procureurs-generaal. Adviezen van het WBOM worden in beginsel niet extern verspreid, omdat het gaat om interne advisering. Daar maakt het OM in dit geval een uitzondering op, omdat het een onderwerp betreft waarvoor veel belangstelling van de media bestaat, maar dat tegelijkertijd juridisch nogal ingewikkeld is.
Om die reden werd er eerder al een document op om.nl geplaatst om de verhouding te schetsen tussen enerzijds artikel 3 Politiewet 2012 en anderzijds artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering. Dat het OM nu een samenvatting van dit advies online zet vormt een aanvulling op deze informatie. De samenvatting van het advies staat in bijgevoegd document