Openingstoespraak Rinus Otte Staat-van-het-OM-dag

Welkom allemaal, dank dat u hier wilt zijn op onze eerste OM-jaardag.

Waarom doen we dit? Vorig jaar hebben mijn collega’s Sue Preenen, Frederieke Damme, Guus Schram en ik de prioriteiten van het College opgeschreven. Wij denken dat een responsievere opstelling het vertrouwen in de overheid, en dus ook in het OM, kan versterken. Meer verantwoorden en beter motiveren waarom we onze taken soms niet voldoende kunnen uitoefenen en hoe we denken dat te gaan verbeteren. Dat doen we onder andere in ons Jaarbericht, dat vandaag verschijnt. En vanmiddag door samen met u op verschillende manieren op het OM en op de toekomst te reflecteren. Die reflectie is nodig terwijl het college zich ondertussen heel goed realiseert dat veel OM-collega’s worstelen met haperende werkomstandigheden, zoals we nu meemaken rond de ICT en mogelijk minder met die reflectie bezig zijn.

Kritische reflectie op het OM

Voordat ik terug- en vooruitblik, begin ik bij de context waarin alle strafrechtelijke organisaties functioneren. Bij de maatschappelijke verwachtingen en hoe we daarmee worstelen. Er is veel overheidsgeld in het strafrecht gestopt. Toch zijn onze prestaties noch onze communicatie daarover goed te noemen. Wie het strafrecht volgt ziet dat we meer tijd en geld nodig hebben of vragen en tegelijkertijd steeds minder zaken afdoen.

Voor de cijfers van het OM verwijs ik u naar ons Jaarbericht. De vorig jaar 178.000 ingeschreven nieuwe strafzaken zijn een deel van de misdrijven die door de politie worden geregistreerd, maar die niet leiden tot een verdachte. En een nog kleiner deel van de geschatte criminaliteit. Iets meer dan de helft daarvan is zelfstandig afgedaan door het OM. De zware misdrijven doen we iets sneller af dan de jaren ervoor, terwijl we aan de lichte misdrijven iets meer tijd besteden. Over de jeugd-, verkeers- en zware zedenzaken doen we helaas te lang.

Dat we onze zaken niet sneller afdoen heeft onder andere te maken met het feit dat politie, officieren van justitie, gedragsdeskundigen, rechters en vele andere professionals steeds meer contextinformatie toevoegen, vanuit de gedachte dat daardoor de beslissing beter wordt. Er gaat dus steeds meer werk in een strafzaak zitten zonder dat de meerwaarde altijd blijkt. Mede hierdoor is onze zogeheten productie in nog geen 25 jaar misschien wel met de helft gedaald. Het OM kan daar moord en brand over schreeuwen, zeker over andere organisaties, maar wij willen zelf anders gaan werken en zorgen voor een kentering. Andere organisaties zijn voor zichzelf verantwoordelijk.

Hoe verandert het OM dat deel waarvoor wij verantwoordelijk zijn? Door als College indringender in gesprek te gaan met de parketten. Daarover later meer.

Maatschappelijke verwachtingen en onze opgave

We hebben dus beter te werken, maar dan nog zijn de maatschappelijke verwachtingen te hoog. Te lang is gedacht dat hulpverlening, preventie, gedragsprogramma’s, toezicht en controle en beter gemotiveerde vonnissen vanzelf tot Utopia zouden leiden. Maar wat we ook doen, er blijft criminaliteit. Zo is er nog steeds een groeiende onderwereld die de bovenwereld binnendringt.

Hoe ziet het College het OM in dit spanningsveld? In de kern is het openbaar ministerie een vervolgingsorganisatie. We zijn er niet om de mens te verbeteren, te verheffen, te voorkomen dat hij een crimineel mens wordt. Waar zijn we dan in alle eenvoud wel van? We zijn geboren vanuit een maatschappelijke belofte, namelijk dat de burger geen eigenrichting mag plegen, niet zelf zijn belager, dief, verkrachter of mishandelaar of oplichter, mag opsporen en straffen. Het oudste bestaansrecht van justitie is het voorkomen van die eigenrichting, in ruil voor een billijke, rechtmatige, proportionele en snelle opsporing, vervolging en berechting van die misse daad, ook wel misdaad genoemd.

En dat moeten we zo goed mogelijk doen. Wij hebben binnen het OM afgesproken dat waar we stagneren we vooral naar onszelf willen kijken. En minder naar andere organisaties wijzen, hoe terecht dergelijke kritiek ook kan zijn. Deze nieuwe koers vergt meer interne discipline. Ik heb het dan niet over het negatieve beeld van discipline, zoals tucht of ondoordachte gehoorzaamheid, maar over zelfdiscipline: het besef dat om onze institutionele doelen te dienen, professionele vrijheid ook professionele beheersing en gerichtheid inhoudt. Eenieder, dus ook binnen het OM, streeft persoonlijke ontwikkeling na, maar de eigen ontwikkeling moet wel helpen om de organisatiedoelen dichterbij te brengen. Niet toevallig staat zelfdiscipline morgen op onze interne OM-conferentie centraal. Hoe kunnen we de zelfdiscipline bij elke OM’er bevorderen zodat we de maatschappij nog beter bedienen?

We willen de komende jaren sneller werken, meer misdrijven oplossen en vaker de juiste zaken vervolgen, slimmer werken met andersoortige opsporingsmethoden en AI, mogelijk met anderen dan de politie, en dan nóg houden we een groot aantal misdrijven over waarvan we de aangiften moeten laten liggen. En met boosheid daarover kunnen we leven, mits we alles eraan doen om gedisciplineerd ons werk te vereenvoudigen en niet een optimale maar een voldoende rechtsbescherming na te streven. Niet alleen omdat de burger of de politiek daarom vraagt, maar vooral omdat het onze intrinsieke drijfveer moet zijn. Zonder die drijfveer hebben we geen bestaansrecht. Het antwoord op de vraag hoe we met hetzelfde aantal mensen en met niet meer geld toch meer strafzaken moeten gaan afdoen, ligt in de vereenvoudiging van werken. En of we dat kunnen? Wij denken van wel. OM’ers kunnen veel, mits het werk voor hen slimmer wordt georganiseerd en OM’ers het werk niet zelf compliceren met onnodige informatie of denken dat het onderste uit de kan beter drinkt.

Vandaar ook, beste aanwezigen, heeft het College de ambitie om het OM meer in te richten als een rechtsbedrijf. Ik kom zo nog terug op wat dat betekent.

Terugblik op 2023 vanuit de voorgaande reflecties

Na deze algemenere beschouwing kende 2023 ook wat specifiekere worstelingen. Het was een jaar met veel rimpelingen, omdat het OM nu eenmaal middenin de maatschappelijke branding staat. Ik noem de voorbeelden waar spanning bestaat tussen ons optreden en maatschappelijke verwachtingen.

In de eerste plaats het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat verscheen over de moorden op Peter R. de Vries, de advocaat Wiersum en de broer van de kroongetuige. Een deel van de taken op het gebied van bewaken en beveiligen wordt overgedragen aan de NCTV. Inmiddels hebben wij verbeteringen doorgevoerd in de aansturing, informatie-uitwisseling en uitvoering van het huidige stelsel. We werken aan verdere professionalisering van bewaken en beveiligen door het OM, ook na invoering van het nieuwe stelsel. Maar dit alles kan niet het leed verzachten dat de aanleiding vormde voor deze maatregelen. Evenmin kunnen we garanderen dat we het beste stelsel in het verschiet hebben, daarvoor zijn er te veel onzekerheden.

Verder zien we het aantal incidenten met explosieven zorgwekkend groeien. De politie telde honderden aanslagen en pogingen. Regelmatig zijn hierbij relatief jonge verdachten betrokken. Jonge verdachten zijn vaak ook uithalers, die in opdracht drugs uit containers ophalen. We zien het probleem, we vervolgen de plegers die worden opgepakt, maar er is nog geen sluitende aanpak.

Ook noem ik de demonstrerende boeren, klimaatactivisten en studenten. Groepen die van hun demonstratierecht gebruikmaken, maar waarvan hun acties ook veel onrust, boosheid, én maatschappelijke schade opleveren. Regelmatig rijst de vraag waarom het Openbaar Ministerie niet optreedt. Het juridische antwoord luidt dat wat voor sommigen onbeschaafd en kwetsend is, niet altijd strafbaar is. Ik begrijp de frustraties, maar in een rechtsstaat zijn het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting een belangrijk rechtsgoed.

Verder is bij discriminatie vervolging vaak niet haalbaar, omdat de cóntext bepaalt of uiting of gedraging strafbaar is, niet altijd de uiting of gedraging zelf.

Bovendien zet het OM schaarse capaciteit niet altijd in bij delicten als de rechter daarna geen straf oplegt. Bij misdrijven, zoals vernielingen en brandstichtingen tijdens protestacties en het verstoren van openbare vergaderingen van volksvertegenwoordiging gaat het Openbaar Ministerie wel vaker vervolgen.

Overigens is bij dagvaarden straf niet gegarandeerd omdat rechters toekomstige demonstranten niet willen ontmoedigen om hun demonstratierecht uit te oefenen. Het OM denkt over deze zaken anders dan de rechtspraak, het is goed om dat te benoemen. Gelukkig kan dat in een rechtsstaat als de onze: van mening verschillen over de goede juridische weg voorwaarts.

2023 was ook het jaar van de giga strafzaken Marengo, Eris, en van botsingen met de advocatuur over het verschoningsrecht. Het was ook het jaar van vele OM’ers die bewaakt en beveiligd moeten worden. Het is een ruige tijd met veel maatschappelijke onrust en gevaar, zoals de zojuist vertoonde introductiefilm ook treffend liet zien en dan is het vinden en behouden van rust en balans lastig.

Vooruitblik: onze ambities en acties

Ik begon met een kritische reflectie op het OM, waarbij ik onze opgaven heb benoemd. Daarmee hebt u een beeld van wát we willen. Ik wil u ook graag meenemen in het hóe. Ik noemde al eerder het woord ‘rechtsbedrijf’. Recht kan alleen bestaan als het goed georganiseerd wordt, met een meer bedrijfskundige inslag. Hou het eenvoudig is het motto, of het nu gaat om type en omvang van de tenlastelegging of om de beleidsinspanningen. Leg minder feiten ten laste, kies niet voor de zwaarste – moeilijker te bewijzen – kwalificaties van het strafbare gedrag, en zo verder. Het OM wil meer strafzaken oppakken en afdoen. Dat kan als we zaken eenvoudiger behandelen en niet nodeloos compliceren op de tenlastelegging.

5a Een beter functionerend rechtsbedrijf werkt door in drie richtingen voor de omgeving. Ten eerste: Het OM wordt strikter aan de poort. We gaan scherper kiezen welke zaken we in willen laten stromen. Er moet voldaan zijn aan de bewijsminima om minder te hoeven seponeren of terug te sturen. Én we willen per regio dat bepaalde percentages zaken worden opgepakt, bijvoorbeeld op het vlak van huiselijk geweld, zeden, jeugd, verkeer en zo verder. We noemen dat een aangescherpt opportuniteits- en vervolgingsbeleid.

Daartegenover staat dat de politie meer ruimte heeft om zaken niet op te pakken of daarmee aan de slag te gaan voor een alternatieve afdoening zonder aangifte. Aldus wordt de politie ontlast en krijgt ze meer professionele ruimte voor het maken van eigen afwegingen.

5b Een beter functionerend rechtsbedrijf houdt verder in dat wij het OM beter op orde willen krijgen voor wat betreft uniformering van ons werk, maar ook waar het gaat om de doorlooptijden en voorraadbeheersing van de strafzaken, zeker op het vlak van jeugd, zeden en ernstige verkeerszaken.

5c En tot slot houdt een beter functionerend rechtsbedrijf in dat wij de hoeveelheid en de kwaliteit van onze strafbeschikkingen willen verbeteren.

Daardoor wordt ook de rechtspraak verder ontlast. De komende anderhalf jaar draaien we verschillende pilots op alle parketten voor de afdoening van veelvoorkomende criminaliteit, in jargon onze ZSM-aanpak. Daarin bezien we of de oorspronkelijke gedachte achter ZSM, zo snel mogelijk, maar dus ook snel én juridisch kwalitatief verantwoord, kan worden gerevitaliseerd. 

Dit méér kiezen voor een juridisch, bedrijfskundig en organisatorisch verantwoord rechtsbedrijf heeft vele doorwerkingen. Het belangrijkste is dat we als OM nog meer gericht zijn op het behalen van de afgesproken prestaties op een wijze die juridisch aan de maat is. De verhouding tussen het College en de parketten zal daarom indringender worden. Een groot deel van de OM-top is vandaag aanwezig. Het inzicht dat deze ontwikkeling nodig is, is aanwezig en ik heb er alle vertrouwen in dat we samen deze beweging weten te maken.

Om onze mensen en parketten daarbij van dienst te zijn hebben we een landelijk programma gestart. Dat brengt per parket voorraden en doorlooptijden in kaart. De analyse daarvan is belangrijk voor de meer doelgerichte verantwoordingsgesprekken tussen College met parketten én het ministerie.

Niet alleen intern, maar ook extern, jegens de politie en de rechtspraak, proberen we opnieuw de verhoudingen te resetten. Ik heb eerder al eens gezegd dat we vissen in een oceaan van onrecht, waarbij het maken van heldere en scherpe keuzes nodig is om de per definitie schaarse capaciteit van de strafrechtketen zo goed mogelijk te benutten. Rolvastheid helpt iedereen, van burger tot de vele overheidsdiensten. Daarom spreken we ook met andere organisaties over taakverdeling omdat een rol soms beter bij hen past dan bij het OM.

We zullen dus rolvaster worden. Dat kan alleen als je ergens bij bent, niet als je ergens weg blijft. We trekken ons dus niet terug. Dat geldt ook voor onze verhouding tot de burgemeesters. Burgemeester en hoofdofficier hebben samen het gezag over de politie, de een vanuit de openbare orde, de ander vanuit de opsporing. In gelijkwaardigheid, met de punt van de driehoek naar beneden.

Afsluiting

Ik rond af. Ik ben begonnen met een reflectie op het OM, waarbij ik me haast om op te merken dat die reflectie natuurlijk ook ziet op het handelen van het College zelf. Tegelijkertijd wil ik mijn grote waardering uitspreken voor alle ruim 6.000 collega’s bij het OM, van de archiefmedewerker tot de officier van justitie, die samen zorgen dat we die grote aantallen strafrechtelijke ingrepen kunnen plegen. Ik zeg ‘ingreep’, omdat elke beslissing in een zaak ingrijpt in de levens van mensen. Dat is een grote verantwoordelijkheid die OM’ers dragen. En dat doen ze onder moeilijke omstandigheden. OM’ers worden soms door beveiligingsmaatregelen letterlijk beperkt in hun persoonlijke leven. En hardnekkige ICT-problemen frustreren hen – helaas – diep. Dat ze dan 195.000 misdrijfzaken afhandelen, is een prestatie waarvoor ze niet genoeg waardering kunnen krijgen.

Het fundament van het huidige OM als een centraal aangestuurde organisatie is in de jaren negentig van de vorige eeuw gelegd en geformaliseerd met het per 1 juni 1999 in werking treden van de Wet reorganisatie OM. Over een week of twee is dat 25 jaar geleden. Met deze reorganisatie werd het OM als één organisatie geconstrueerd onder leiding van het College van procureurs-generaal. Deze doorontwikkeling is echter niet klaar en in het kader daarvan zal het College nog indringender betrokken raken op het werk binnen de onderdelen.

We zijn niet doof en blind voor de kritiek op het functioneren van het strafrecht als geheel en op het OM als onderdeel daarvan. Integendeel. We hebben het afgelopen jaar op cruciale fronten nog te weinig laten zien. De geambieerde omslag gaat jaren vergen. En ik realiseer mij dat we in de publiciteit nog een zoektocht af te leggen hebben om burgers, politici en media duidelijk te maken waarvoor we staan, wat ons nú nog niet lukt, maar mogelijk volgend jaar beter.