Brandstichting Arnhem met twee doden tot gevolg: OM eist gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging
Het Openbaar Ministerie Oost-Nederland eist een gevangenisstraf van 10 jaar en tbs met dwangverpleging tegen een 38-jarige verdachte voor brandstichting in Arnhem, waarbij twee personen om het leven kwamen. Volgens het OM is er wettig en overtuigend bewijs dat de vrouw na een nachtelijke ruzie met de slachtoffers brand stichtte in de trapopgang naar een woning achter de De Wiltstraat. Deze felle brand verspreidde zich razendsnel, waardoor de twee slachtoffers die zich in de woning bevonden, geen kans hadden te ontkomen. “Ze konden geen kant meer op en zaten als ratten in de val”, aldus de officier van justitie vandaag tijdens de motivering van de strafeis.
Aan de Arnhemse De Wiltstraat breekt op 31 januari 2023 in de vroege ochtend een grote brand uit. De directe omwonenden spreken over “een muur van vuur”: vlammen rijzen tot boven de huizen uit en maken een deel van de wijk in korte tijd tot een waar inferno. Tientallen bewoners moeten hun huizen uit, de straat wordt afgezet en de brandweer rukt met groot materieel vanuit bijna de hele provincie Gelderland uit.
Achter één van de percelen brandt een grote schuur -met daar bovenop gebouwd een woning op de eerste en tweede verdieping- tot de grond af. In de restanten ervan worden pas een dag na het blussen de stoffelijke overschotten van twee personen gevonden. Ze zijn door een koolmonoxidevergiftiging om het leven gekomen en worden pas een paar dagen later, na DNA-onderzoek, geïdentificeerd.
De officier van justitie: “De slachtoffers moeten daar in doodsangst hebben verkeerd, alvorens zij een wrede dood stierven. Daar zijn eigenlijk geen woorden voor. Bij de nabestaanden en bij buurtbewoners heeft dit geleid tot verdriet, angst, verslagenheid én ongeloof.”
De primaire brandhaard bevond zich op de begane grond bij de deur of in het halletje bij de trapopgang naar de woning. Andere oorzaken worden uitgesloten, onder meer omdat er geen elektriciteit in het pand voorhanden was.
In eerste instantie wordt de verdachte als getuige gehoord nadat ze enkele dagen na de brand, onverwacht was opgedoken. Tot dat moment ging de politie ervanuit dat zij eveneens bij de brand om het leven was gekomen. Die nacht was ze namelijk in gezelschap van de twee latere slachtoffers. Ze bezoeken een nachtwinkel en gaan daarna met zijn drieën naar de woning waar ze zouden overnachten. Rond half vijf die nacht wordt in de woning nog een foto gemaakt en verstuurd naar een kennis.
Uit onderzoek bleek vervolgens dat verdachte vijf minuten voor de melding bij de brandweer, om 05:40, op camerabeelden is te zien, lopende over de De Wiltstraat. Tevens werd duidelijk dat zij dat na een ruzie over een bankpasje met de twee slachtoffers, niet meer welkom was in de woning. Door de camerabeelden, buurtonderzoek, forensisch onderzoek naar het verloop en de oorzaak van de brand, tapgesprekken en getuigenverhoren, rees het vermoeden van opzettelijke brandstichting en rezen ook verdenkingen tegen verdachte.
Verdachte bleek bovendien aan directe familie te hebben verteld dat ze de brand heeft gesticht door een grote teddybeer in brand te steken en deze in de traphal van de woning te gooien. Deze door haar familie afgelegde verklaringen bevatten naar het oordeel van de officier zogeheten daderwetenschappen: feitelijke informatie waarover alleen de dader kan hebben beschikt.
Na in haar eerste verklaringen te hebben volgehouden dat ze die nacht gewoon was weggegaan en niets van een brand had gemerkt, heeft verdachte enkele maanden later haar verklaring drastisch gewijzigd en verklaard dat één van de slachtoffers, in haar bijzijn, de brand zelf zou hebben gesticht. Deze verklaring is volgens de officier van justitie volstrekt ongeloofwaardig en tevens in strijd met de bevindingen van het onderzoek.
Het OM rekent het verdachte zwaar aan dat zij, wetende dat de beide slachtoffers in de woning waren, opzettelijk brand heeft gesticht bij de trap die voor hen de enig vluchtweg was uit de woning.
Het OM gaat mee in de conclusies van onderzoekers van het Pieter Baan Centrum die verdachte psychisch onderzochten en stelt dat de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de brandstichting. Anders dan de deskundigen acht de officier van justitie de geadviseerde tbs met voorwaarden ontoereikend, maar acht hij, naast de geëiste gevangenisstraf, ter beveiliging van de samenleving, tbs met dwangverpleging geboden.