Openbaar Ministerie en het verschoningsrecht

Aanvullende reactie artikel FD

Het verschoningsrecht is een fundamenteel rechtsbeginsel dat moet waarborgen dat een ieder vrije toegang heeft tot een advocaat en in vrijheid met deze geheimhouder moet kunnen communiceren. Het liefst zou het Openbaar Ministerie (OM) nooit over deze communicatie beschikken, maar de kans dat in strafrechtelijke onderzoeken op (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal wordt gestuit, is heel groot. Over de vraag hoe het OM daar vervolgens mee omgaat, is het afgelopen jaar veel discussie gevoerd, intern, rond de strafzaak ‘Castor’, en met de advocatuur en rechtspraak.

Het OM heeft al enige tijd geleden een concept Aanwijzing over het verschoningsrecht geschreven en in consultatie gebracht, maar deze consultatie is on hold gezet in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen gesteld bij tussenarrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:1329). In afwachting van de beantwoording van deze prejudiciële vragen is een voorlopig handelingskader geschreven waarin staat dat het OM op voorhand aan de rechter-commissaris (onderzoeksrechter) moet aangeven of te verwachten valt dat er verschoningsgerechtigd materiaal in beslag zal worden genomen en iedere verdere beoordeling van dit materiaal aan de rechter-commissaris voorleggen, in lijn met de uitspraak van het hof Den Bosch.
Dit voorlopig handelingskader is voorgelegd aan de rechtspraak en de NOvA.  

Op 18 juli heeft de rechter-commissaris in Midden-Nederland in een eerste voorgelegde zaak het OM niet ontvankelijk verklaard. De officier van justitie had conform de hierboven beschreven werkwijze, die volgt uit de uitspraak van het hof Den Bosch, de in beslaggenomen gegevens voorgelegd aan de rechter-commissaris zodat deze kon onderzoeken op aanwezigheid van eventuele geheimhoudersgegevens. De rechter-commissaris stelt in zijn beslissing dat de wetgever de officier van justitie aanwijst als het gaat om bijzondere opsporingsbevoegdheden, als de autoriteit die (in eerste instantie) een oordeel dient te geven. ‘Met het indienen van deze vordering is de rechter-commissaris ten onrechte betrokken bij het nemen van beslissingen over geheimhoudersstukken die worden verkregen door toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden. De vordering ontbeert een wettelijke grondslag. De rechter-commissaris zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.’ Dit leert dat rechters tot verschillende uitspraken komen.

Het OM wil graag met rechtspraak en advocatuur in gesprek hoe de problematiek rond het verschoningsrecht gezamenlijk het beste kan worden aangepakt. Alle partijen hebben belang bij een helder juridisch kader en duidelijke werkafspraken op dit gebied. Beide ontbreken op dit moment.

Het OM onderschrijft het belang van eerbiediging van het verschoningsrecht, maar dient tevens te waken voor misbruik hiervan en voor onverantwoorde vertragingen in opsporingsonderzoeken. De praktijk wijst helaas uit dat het aantreffen van verschoningsgerechtigd materiaal, dan wel een beroep hier op door een verschoningsgerechtigde, een groter opsporingsonderzoek al snel een tot twee jaar kan vertragen in de voortgang. Dat vindt het OM maatschappelijk niet verantwoord.

Onderzoek verdachte advocaat

De werkwijze in de zaak 26Palma is vanaf het prille begin uiterst voorzichtig geweest, rekening houdend met alle restricties rondom het verschoningsrecht. De doorzoeking op 21 april 2023 van het kantoor en de woning van de verdachte advocaat is dan ook onder leiding van de rechter-commissaris in aanwezigheid van de deken van de orde van advocaten in Rotterdam uitgevoerd. Tijdens die doorzoeking zijn door de rechter-commissaris documenten in beslag genomen. De rechter-commissaris heeft de stukken inhoudelijk beoordeeld en ten aanzien van een aantal stukken geconcludeerd dat het stukken waren waarop het verschoningsrecht niet van toepassing was. Het waren voor de rechter-commissaris dus stukken die niet onder de geheimhouding vallen.

De rechter-commissaris heeft van die beoordeling van de in beslag genomen stukken drie procedurele processen-verbaal opgemaakt. Deze stukken zijn aan de geheimhouders officier ter beschikking gesteld. De rechters-commissarissen hebben bij de verstrekking van de processen-verbaal geen restrictie gegeven. Bij deze processen-verbaal zijn niet de stukken gevoegd die door de rechter-commissaris zijn beoordeeld. Er zijn dus géén stukken die bij de verdachte advocaat in beslag zijn genomen aan het OM ter beschikking gesteld. De geheimhouders officier heeft dus ook geen kennis gekregen/genomen van de inhoud van de documenten als beschreven in het betreffende proces-verbaal.

Na ontvangst van de processen-verbaal heeft de geheimhouders officier deze doorgestuurd aan een van de zaaksofficieren van justitie en aan een van de parketsecretarissen om hen te informeren over de voortgang van de geheimhoudersprocedure. Vanzelfsprekend is de parketleiding op de hoogte gesteld. Omdat er geen restricties waren vermeld, is de geheimhouders officier er vanuit gegaan dat die er niet was, en omdat de processen-verbaal geen inhoudelijke informatie bevatten, was deze van oordeel dat doorzending ervan voor de hand lag. Toen de rechter-commissaris een maand later liet weten dat dat niet de bedoeling was, zijn de bewuste processen-verbaal direct gewist. 

Het OM meent dat het verschoningsrecht niet is geschonden, omdat er geen inhoudelijke documenten zijn gedeeld. De processen-verbaal zijn ook niet verstrekt aan collega’s van andere onderzoeken. Uiteraard zal het Landelijk Parket dat het onderzoek doet naar de verdachte advocaat, in deze zaak in nauw contact met de rechter-commissaris ervoor zorg dragen dat hier in de toekomst geen verwarring over kan ontstaan.

FD

Het Financieele Dagblad (FD) heeft op 20 juli een artikel gepubliceerd onder de kop ‘Rechtbank grijpt hard in bij strafrechtelijk onderzoek tegen Inez Weski’. Het OM laat in een reactie daarop weten dat het niet klopt dat een officier van justitie uit haar functie is ontheven. Het OM heeft ook geen weet van enige beslissing van de rechtbank.