OM eist tien jaar cel en TBS wegens doodslag en wegmaken lichaam slachtoffer
De officier van justitie in Amsterdam heeft vanmiddag tegen een 29-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats tien jaar cel en TBS met dwangverpleging geëist op verdenking van doodslag en het wegmaken van het lichaam van het slachtoffer, een 22-jarige man uit Assendelft. Twee andere mannen hoorden een celstraf van achttien maanden eisen omdat zij ervan verdacht worden te hebben geholpen met het wegmaken van het lichaam.
Op 12 maart 2021 trof een voorbijganger een lichaam aan in een sloot aan de Nico Broekhuysenweg in Amsterdam Nieuw-West. Politieonderzoek wees uit dat het om een 22-jarige man uit Assendelft ging die door een misdrijf om het leven was gekomen. De man was, zo bleek uit het onderzoek, elders doodgeschoten. De politie heeft in dit onderzoek drie mannen aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer: de 29-jarige hoofdverdachte, een inmiddels 21-jarige man uit Krommenie en een 22-jarige man uit Assendelft.
Door het hoofd geschoten
De 29-jarige man wordt ervan verdacht het slachtoffer door zijn hoofd te hebben geschoten. De twee andere mannen worden ervan verdacht dat zij hebben geholpen bij het wegmaken van het lichaam. Omdat noch uit het politieonderzoek noch uit de afgelegde verklaringen blijkt van betrokkenheid van deze twee verdachten bij het schietincident zelf, heeft de officier van justitie vanmiddag vrijspraak gevorderd van de moord en de doodslag.
Er was sprake van een conflict tussen de verdachte en het slachtoffer. Ze zaten met zijn tweeën in de cabine van het busje van een van de medeverdachten om de ruzie uit te praten. De medeverdachten stonden naast het busje toen zij een knal hoorden. Toen bleek dat het slachtoffer door de mond was geschoten door de hoofdverdachte. De hoofdverdachte zelf geeft aan dat het een ongeluk was.
Snel daarna besloten de drie mannen dat het lichaam ergens moest worden gedumpt, maar niet in Assendelft. Uiteindelijk kozen ze voor een sloot in Geuzenveld. Nadat ze het lichaam hadden gedumpt, vluchtten ze naar Antwerpen waar ze hun kleren én het busje probeerden te ontdoen van het bloed van het slachtoffer. In de Antwerpse hotelkamer werd het paspoort van het slachtoffer verbrand. Omdat het niet lukte het busje goed schoon te maken werd het uiteindelijk – terug in Amsterdam – in brand gestoken.
De officier van justitie gaat niet mee met de verklaring van de hoofdverdachte dat een ongeluk was en dat hij niet wist dat het wapen geladen was. De hoofdverdachte heeft pas ruim nadat het einddossier compleet was een inhoudelijke verklaring afgelegd. Daardoor, zo zei de officier vanmiddag op zitting, had hij dus uitgebreid de tijd om zijn verklaring af te stemmen op het dossier en op de verklaringen van de medeverdachten.
Onmetelijk verdriet
De officier van justitie in zijn requisitoir: “Het slachtoffer was pas 22 jaar toen hij om het leven werd gebracht. De hoofdverdachte heeft een vuurwapen in zijn mond afgeschoten. En waarom? Een dolletje? Voor de nabestaanden is dit niet te begrijpen. Hun verdriet is onmetelijk en niet in woorden te vatten. Zij zullen moeten doorleven zonder hun geliefde zoon, kleinzoon, broer en vriend maar wel met een blijvend gat in hun bestaan. (-) Hetgeen daarop volgde, is gruwelijk, mensonterend en misschien nog wel onbegrijpelijker voor de nabestaanden. Verdachten hebben in gezamenlijkheid het lichaam van de overledene in een sloot gelegd en zijn vervolgens naar Antwerpen gereden om zichzelf een alibi te verschaffen. Ondertussen hebben zij geprobeerd de sporen van het misdrijf te vernietigen zodat zij uit handen van justitie zouden blijven. Ik houd verdachten hier in gelijke mate verantwoordelijk voor.”
De officier eiste tegen de hoofdverdachte een celstraf van tien jaar met aftrek van voorarrest en TBS met dwangverpleging. Tegen de beide medeverdachten eiste de officier achttien maanden cel met aftrek van voorarrest.