Celstraf geëist wegens mishandeling ex-partner, onvoldoende bewijs voor doodslag
De officier van justitie heeft vandaag een celstraf van 120 dagen geëist tegen een 60-jarige man die ervan wordt verdacht in januari 2019 zijn ex-partner te hebben mishandeld. Twee dagen na de mishandeling is de ex-partner in het ziekenhuis overleden. Omdat niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de man is overleden als gevolg van handelingen van de verdachte, eiste de officier vrijspraak voor doodslag.
Op 14 januari 2019 kwam er bij de politie een melding binnen dat er in een woning aan de Werengouw in Amsterdam-Noord de hele avond en nacht sprake was van geschreeuw en gegooi. Toen de politie de woning binnenging, zagen ze het slachtoffer met bloed op zijn gezicht in de woonkamer liggen. In een andere kamer trof de politie zijn ex-partner aan. In de woning was sprake van een grote ravage. Het adres was al langer bekend bij de politie: in vijf jaar tijd is de politie tweeëntwintig keer betrokken geweest bij hevige ruzies en huiselijk geweld waarbij vaak drank in het spel was.
Op 13 januari woonde het latere slachtoffer weer tijdelijk bij zijn ex-partner aan de Werengouw. Nadat hij aan het begin van de avond samen met zijn ex was gaan kijken naar een andere woning, volgde er thuis aan de Werengouw een nacht met veel drank, ruzie, vechtpartijen en mishandelingen. Als de politie arriveert wordt het slachtoffer naar het ziekenhuis overgebracht terwijl zijn ex-partner wordt aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de mishandeling en poging doodslag. Twee dagen later, op 16 januari 2019, overlijdt het slachtoffer in het ziekenhuis. De verdachte verklaart zich weinig van de avond te herinneren.
Op zitting heeft de officier vandaag uiteengezet dat bewezen kan worden dat er sprake is geweest van een hevige ruzie tussen de twee mannen en dat het slachtoffer door zijn ex onder meer met een kapstok is geslagen. Maar is het fatale hersenletsel ook door de verdachte aangebracht? Het is niet uit te sluiten dat dat is ontstaan door een ongelukkige val of een gevallen voorwerp, zo valt uit het onderzoek te concluderen. De officier in haar requisitoir: “Alle bewijsmiddelen afwegend, kom ik tot de conclusie dat er, ondanks uitgebreid onderzoek, onvoldoende wettig, maar vooral ook onvoldoende overtuigend bewijs in het dossier is dat het overleden slachtoffer het fatale hersenletsel heeft gekregen door toedoen van verdachte, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte daadwerkelijk met een hard voorwerp op het hoofd van zijn ex-partner heeft geslagen.”
De officier vraagt dan ook vrijspraak voor doodslag en voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met de dood tot gevolg. Ze komt alles afwegende tot een eis van 120 dagen gevangenisstraf waarvan 25 dagen voorwaardelijk voor de mishandeling van het slachtoffer. Omdat de verdachte al 95 dagen in voorarrest heeft gezeten, hoeft hij wat het OM betreft niet terug naar de cel. Als bijzondere voorwaarden eist de officier een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.